Rita Verschuur, 1935

Marguérite Elisabeth Verschuur werd in 1935 te Amsterdam geboren en groeide op in Overveen en Bloemendaal.1 Het gezin had connecties in Zweden. Haar vader was houtagent en onderhield handelscontacten in Scandinavië, waardoor Verschuur al op vierjarige leeftijd met de Zweedse taal in aanraking kwam en, zoals zij zelf zegt, werd getroffen door de zangerige tonen (Visjager 2002, minuut 4). In 1948, vlak na de oorlog, bracht Rita Verschuur – toen twaalf jaar oud – twee weken in Zweden door bij Fins-Zweedse vrienden van haar vader, zowel om de taal te leren als om zelfstandiger te worden. Dit bezoek was het begin van een levenslange verbondenheid met Zweden en een vertaaloeuvre dat, haar vertalingen van haar eigen werk meegerekend, 31 schrijvers omvat, afkomstig uit vijf verschillende landen: Nederland, Duitsland, Zweden, Noorwegen en Finland (Finland-Zweeds). Het gaat om vertalingen van buitenlandse auteurs in het Nederlands, maar ook voor een klein deel werk van Nederlandse schrijvers dat zij in het Zweeds vertaalde. Een belangrijke component in het vertaalcorpus uit het Zweeds zijn de vertalingen van de kinderboekenschrijfster Astrid Lindgren. Rita Verschuur was lange tijd Lindgrens vaste vertaalster voor het Nederlandse taalgebied.

English>>>

Band met Zweden
Tijdens het bezoek aan Zweden in 1948 leerde Verschuur ook Britt-Marie Raij (meisjesnaam) kennen, de jeugdvriendin die haar door de jaren heen via briefpost met krantenknipsels op de hoogte zou houden van de literaire ontwikkelingen in Zweden. Dit ging om artikelen over bijvoorbeeld Astrid Lindgren, die Britt-Marie interessant leken voor Rita Verschuur om te lezen.
Naar eigen verwoording in de audiodocumentaire van Stef Visjager leek het lot haar na het eindexamen voor te bestemmen voor een studie Zweeds als hoofdvak (2002, minuut 4), eerst vanaf 1954 in Amsterdam en vervolgens vanaf 1959 in Uppsala, waarvan het eerste halfjaar met een studiebeurs. In 1960 verhuisde Verschuur naar Zweden om haar studie aan de universiteit van Uppsala te vervolgen en in 1963 voltooide ze haar kandidaats in Scandinavische talen, wederom met Zweeds als hoofdvak.
In hetzelfde jaar behaalde ze daarin ook haar doctoraal in Amsterdam, met Oudgrieks als bijvak. De studies in Uppsala en Amsterdam liepen gelijk op.
Kort na haar verhuizing naar Zweden leerde Rita Verschuur de literatuurwetenschapper Per Egil Törnqvist (1932-2015) kennen. Ze trouwden in 1960 en kregen samen drie kinderen: Torbjörn, Marit en Saskia. Toen Per Egil Törnqvist in 1969 tot hoogleraar Scandinavische taal- en letterkunde benoemd werd aan de Universiteit van Amsterdam, verhuisde het gezin naar Nederland. Verschuur bleef met de Zweedse cultuur verbonden via haar jeugdvriendin Britt-Marie, Astrid Lindgren en de boerderij in Småland waar het gezin zich elke zomer terugtrok.
Door de jaren heen gebruikte Verschuur verschillende namen als vertaalster en schrijfster. Als gehuwde van de hoogleraar publiceerde zij haar werk onder de naam Rita Törnqvist-Verschuur. Haar vertalingen uit het Nederlands werden gepubliceerd  onder de naam Marguérite Törnqvist. Hoewel het echtpaar in 1983 uit elkaar ging, bleef ze vanaf 1987 als kinderboekenschrijfster publiceren onder de naam Rita Törnqvist-Verschuur. Haar meisjesnaam Verschuur gebruikte ze toen ze in 1993 haar jeugdherinneringen begon op te tekenen en verzamelde in een boek voor de jeugd. Dat had ‘vooral te maken met het karakter van die [autobiografische / FK] boeken, met het zoeken naar je ware identiteit’ (Verschuur in Linders 1998, 91).

Lindgren en de andere grote namen
De naam Astrid Lindgren kwam Verschuur voor het eerst tegen tijdens haar studieverblijf in Uppsala. Lindgrens Rasmus på luffen (1956; vertaald als Rasmus en de landloper, 1959) was in 1958 bekroond met de H.C. Andersen Literatuurprijs en lag met een sticker in de etalages – dat viel op. Dat het boek de prestigieuze prijs gewonnen had, was voor Verschuur de aanleiding het te lezen, ondanks het feit dat de schrijfster haar onbekend was. Het sprak haar erg aan en ze benaderde uitgever C.P.J. van der Peet.  Van der Peet stond in zijn tijd – de uitgeverij bestond van eind jaren veertig tot eind jaren zestig – bekend als uitgever van het ‘goede kinderboek’, dat niet alleen inhoudelijk, maar ook uiterlijk met zorg werd uitgegeven (Keja 2019). Rita Verschuur koos deze uitgever omdat Van der Peet al een paar boeken van Lindgren gepubliceerd had. Terugkijkend zegt Verschuur over haar vertaaldebuut: ‘Je neemt een risico’ (2021, telefoongesprek met Kruit). De uitgever zag potentie in het boek en zo werd Verschuurs vertaling uitgegeven. Er kwam direct een volgende opdracht: Erik en Karlsson van het dak (1959, Lillebror och Karlsson på taket, 1955).
In verband met een vertaalvraag tijdens haar werk aan de vertaling Rasmus en de landloper kwam het contact met de schrijfster zelf tot stand. Het werd het startpunt van een dynamische vertaal- en schrijfcarrière. Het directe contact met de schrijfster en de vriendschap die daaruit ontstond boden Verschuur de mogelijkheid om Astrid Lindgrens boeken vers van de pers in het Nederlands te vertalen. Na Rasmus en de landloper zouden nog 45 vertalingen volgen, naast vertalingen van andere grote Scandinavische auteurs.
Haar persoonlijke verwantschap met Astrid Lindgren, die zij zag als een persoon met waarde en diepgang, schemert door in dit citaat: ‘Ze was zo enorm uitgesproken en zo duidelijk en zo sterk’ (Verschuur in Visjager 2002, minuut 14). Annemie Leysen tekent in een artikel op dat ‘Lindgren voor een groot stuk haar [Verschuurs / FK] leven en haar carrière heeft bepaald’; hetzelfde wordt zichtbaar in Verschuurs Astrid Lindgren. Een herinnering (2002).

Behalve als meest gezichtsbepalende (en productiefste) auteur was Astrid Lindgren ook van invloed op het netwerk van Rita Verschuur. Zo introduceerde ze Verschuur bij haar tijdgenoot Barbro Lindgren (1937), van wie Verschuur twee boeken vertaalde: Jättehemligt (1971) onder de titel Topgeheimen (1974) en Lilla Sparvel (1976) onder de titel Sprinkie (1979). Van tijd tot tijd bracht Verschuur ook andere bekende jeugdauteurs in vertalingen naar Nederland, bijvoorbeeld Maria Gripe (1974, 1983, 1985), Ulf Stark (1985) en De sprookjeswereld van John Bauer (1976). Verder vertaalde Verschuur de Finland-Zweedse schrijfster Märta Tikkanen. Sporadisch bracht Verschuur in vertaling ook dichters naar Nederland. Zo introduceerde ze Lars Gustafsson begin jaren zeventig in literair tijdschrift De Maatstaf. Ook vertaalde ze werk van Tomas Tranströmer en, samen met dichter en vertaler H.C. Ten Berge, Gunnar Ekelöf (1974, 1995). Daarnaast vertaalde ze drie romans van het Zweedse Academie-lid Torgny Lindgren (1938-2017) en aantal teksten van Per Olov Enqvist (1934-2020).
Verschuurs ‘volwassen vertalerscarrière’ (Verschuur 2021) begon na Rasmus en Karlsson, rond 1963-1965. Ze woonde toen een jaar in de VS, waar uitgever Meulenhoff haar benaderde om Het occulte dagboek (1963, Ockulta dagboken, 1963) van August Strindberg te vertalen. In 1966 haakte de Arbeiderspers in met de vraag om meerdere romans van Strindberg te vertalen, onder andere voor de reeks Privé-Domein, een serie over het leven van beroemdheden, opgezet door de ´buitengewoon enthousiaste´ uitgever Martin Ros (Verschuur 2021).
Hierna vertaalde ze van Strindberg de werken Huwelijksverhalen (1968, Giftas 1884), de eerste twee van de vijf autobiografische dagboekdelen De zoon van een dienstbode (1969 Tjänstekvinnans son I-V  1909), en Tijd van gisting (1973, Tjänstekvinnans son I-V 1909). Deze sociaal bewogen stukken werden gevolgd door de opdracht om Pan van de Noorse auteur Knut Hamsun te vertalen, hoewel Verschuur liever werkte aan Sult (1890, Honger (1975) van dezelfde auteur (Verschuur 2021). In 1974 vertaalde Verschuur toch de roman Pan (1894). Het viel haar moeilijk om Hamsuns poëtische verwoordingen vloeiend te laten lopen in het Nederlands. Dit had te maken met Verschuurs streven om in de vertaling van volwassenenliteratuur enerzijds originele tekstkenmerken en de stem van de auteur te bewaren (idiosyncratisch taalgebruik) en anderzijds de leesbaarheid van de doeltekst zoveel mogelijk te dienen (Törnqvist Verschuur 1976, Verschuur 1995). Tegenover haar redacteur verklaarde Rita Verschuur het vertalen van zo veel verschillende schrijvers op de lange termijn niet heel prettig te vinden (Verschuur 2002, 67).  Hieruit blijkt dat Rita Verschuur in haar carrière met name aan nieuwe opdrachten kwam omdat uitgevers haar benaderden. ‘Ik kreeg de tijd niet om voor mijzelf na te denken.’ (Verschuur 2021). Wel was onderhandeling over alternatieve auteurs of gelijksoortige romans mogelijk.
Terug in Nederland waar Rita Verschuur weer in contact kwam met Astrid Lindgren, kwam het vertalen van Lindgrens boeken weer op gang – een verfrissende afwisseling volgens Verschuur. Toch legt Rita Verschuur liever zelf de focus op haar vertalingen van volwassen literatuur als het om haar vertalerscarrière gaat.

Vertalingen uit het Nederlands
Uit het Nederlands vertaalde Rita Verschuur de rijmpjes van Annie M.G. Schmidt in het Zweeds voor haar kinderen. Deze rijmpjes zijn nooit gepubliceerd. Wel zijn andere titels van Schmidt door verscheidene vertalers in Zweden uitgegeven, bijvoorbeeld Abeltje (1953, Hissresan 1957) en Wiplala (1957, Viplala 1961). De recensies en de receptie in Zweden waren uitstekend, maar Schmidt kreeg, hoewel ze in het Nederlandse culturele veld  vernieuwend was, niet dezelfde status als Lindgren toegekend, die de jeugdliteratuur in Zweden al op z’n kop had gezet met personages als de brutale Pippi Langkous en de kwajongen Emil.  In een artikel waarin Verschuur Astrid Lindgren en Annie M.G. Schmidt met elkaar vergelijkt, zoekt ze een verklaring voor het feit dat maar enkele boeken van Schmidt in het Zweeds vertaald zijn en vraagt zich af waarom de auteur niet, net zoals in haar eigen land, een gevierd schrijfster is geworden in Zweden. ‘Nee, aan de vertaling ligt het toch niet dat Annie M.G. Schmidt zo weinig Zweedse lezers heeft.’ Dat de kinderboeken van Annie M.G. Schmidt in Zweden niet aansloegen, schreef Verschuur toe aan het feit dat Lindgren in Zweden een ander positie bekleedde in het literair-culturele veld dan Schmidt in Nederland. ‘Astrid had voor kleine en grote kinderen prozaboeken in alle genres geschreven, verfrissend en vernieuwend van taal.’ Wanneer we kijken naar beide literair-culturele velden, kan gezegd worden dat het unieke taalgebruik van Schmidt en Lindgren vanuit hun eigen invalshoek bekeken moeten worden. Wel geeft Verschuur een lichte voorkeur aan Astrid Lindgrens schrijfstijl, vanwege haar kindliefhebbende blik (Verschuur 2007, 163).
Intussen in Uppsala had Verschuur een nieuwe vertaalopdracht van De Bezige Bij: Ik, Jan Cremer (1964). Het boek sprak Verschuur weinig aan. Als alternatief koos ze voor het verhaal Vivisectie (1965, Vivisection, 1961) van Jan Wolkers. Een deel werd gepubliceerd in Bonniers Litterära Magasinet in een nummer gewijd aan Nederlandse literatuur. Redacteur van het tijdschrift was Lars Gustafsson, die Verschuur had leren kennen tijdens haar studie in Uppsala. Door deze publicatie kwam Rita Verschuur in contact met literatuurwetenschapper Sven Delblanc, die haar aanraadde verder te gaan met het werk van Wolkers. Delblanc liet haar weten dat ook de volwassenenliteratuur in Zweden toe was aan ‘schokeffecten, verrassingen’ (Van der Valk 2005, 13). In overleg met de schrijver werkte Rita Verschuur in de jaren zestig samen met Sven Delblanc om Wolkers in Zweden te introduceren; zij was verantwoordelijk voor de vertalingen, hij schreef er voor- en nawoorden bij en beijverde zich voor een positieve ontvangst. Aanvankelijk was Wolkers achterdochtig, maar na een persoonlijk gesprek won Verschuur zijn vertrouwen als vertaalster. Deze eerste vertaling resulteerde in de publicatie van verschillende novellen en de roman Turks fruit (1969) in de vertaling van Verschuur. Later werden meer werken van Wolkers vertaald in het Zweeds door verscheidene vertalers (Arno van Valk, 2005). Verschuur zag overeenkomsten in de stijl en het taalgebruik van Astrid Lindgren en Jan Wolkers: ‘compact, helder en visueel’ met bij Jan Wolkers een ‘literaire en volwassen dimensie’ van Lindgrens taalgebruik en noemt expliciet dat Wolkers’ taal voor haar een inspiratie was (2005, 10/11). Volgens Vermeer (2005) is dit zichtbaar in Verschuurs eerste kinderboek Ze snappen er niks van (1976). De reden dat Verschuur ophield met het vertalen van Wolkers was vooral dat ze terugverhuisde naar Nederland, waar haar Zweeds naar haar idee niet meer hetzelfde niveau had als in Zweden.

Cultuurkoerier van de kinderliteratuur
Alhoewel Astrid Lindgrens driedelige reeks over Pippi Långstrump (1945, 1946, 1948) al in de loop van de jaren vijftig in het Nederlands werd vertaald (Pippi Langkous, 1952,  Pippi gaat aan boord, 1958, door Lisbeth Borgesius-Wildschut en Pippi Langkous in Taka-Tuka land, 1959, door Saskia Ferwerda), was Rita Verschuur in die periode niet bekend met de schrijfster van deze kinderboekenserie. Bovendien werd kinderliteratuur in het algemeen niet onder de aandacht gebracht van literatuurstudenten. ‘Dat was in die tijd natuurlijk volkomen onbelangrijk,’ aldus Verschuur (Visjager 2002, minuut 8). Naar haar zeggen waren in de ogen van universiteitsdocenten alleen literaire klassiekers van belang: ‘grote, ouderwetse literaire schrijvers, daar werden we mee volgestopt’. Ze noemt geen concrete voorbeelden in het geluidsfragment, maar haalt duidelijk naar voren dat er met name volwassenenliteratuur in historisch perspectief werd gelezen en dat het belang en de ontwikkeling van kinderliteratuur en de pedagogische en/of esthetische waarde daarvan buiten beschouwing bleven. In haar opgetekende herinneringen aan Astrid Lindgren heeft ze het over ‘Lange lappen poëzie, lijvige romans’ (2002, 15) en beschrijft ze hoe ze zich aan de universiteit in Uppsala begint te ontworstelen aan het beperkte perspectief van haar universitaire opleiding:
‘Eindelijk mag ik zelf beslissen wat voor colleges ik ga volgen, wat ik ga lezen. Eindelijk mag ik die literatuurlijst uit Amsterdam links laten liggen. Al die verplichte titels. (15)’
Er spreekt een bijna rebelse houding uit. ‘Ik stortte me overal in, had een soort stoutmoedigheid in die periode,’ zegt ze in een interview met Ingrid Vermeer (2005, 9). Hierin komt ook naar voren dat Verschuurs individuele belangstelling haar vertalingen beïnvloedt: ‘Ik kan alleen teksten vertalen die mij echt aanspreken’ (10).
In Amsterdam liet Rita Verschuur haar colleges Oudzweeds links liggen en stortte zich volledig op haar vertaalwerk aan Erik en Karlsson van het dak (1959, Lillebror och Karlsson på taket, 1955). Uit eigen beweging nam ze contact op met de schrijver en langs deze weg ging ze deel uitmaken van het netwerk van de Nederlandse uitgever van Lindgrens boeken.
Volgens recensent Bregje Boonstra beleefde de kinderliteratuur in Nederland haar hoogtij in de jaren zeventig, de tijd ook waarin volgens Boonstra Verschuur bijdroeg aan de jeugdliteratuur (in Friso 2012). Onderzoekers Sara van Meerbergen en Rita Ghesquirè benadrukken beiden dat Rita Verschuur als auteur een grote rol heeft gespeeld in de zichtbaarheid van het kinderboek. Zo stellen zij dat Verschuur bijdroeg aan de ‘omwenteling’ en ‘stroomversnelling’ van de kinderliteratuur in Nederland (Ghesquirè 2013, Meerbergen 2017). Deze trend in Verschuurs boeken kwam grotendeels tot ontwikkeling via haar loopbaan als vertaalster. Voor een deel kwantitatief, namelijk het grote aantal, vrij dicht op elkaar vertaalde werken van Astrid Lindgren, maar ook kwalitatief: de toenemende aandacht voor maatschappijkritische thema’s, het doorbreken van taboes en de opkomst van de antiautoritaire stroming. Dit perspectief is volgens Rita Verschuur in Astrid Lindgrens boeken gelegd van buitenaf: ‘Dit was Lindgren vreemd. Ze nam van binnenuit haar eigen kijk op de belevingswereld van de kinderen.’ (2021) Lindgren hield niet van nadrukkelijke boodschappen. Van Meerbergen stelt verder dat Verschuur als vertaalster grote invloed had op de canonisering van Lindgrens oeuvre in Nederland. Verschuur fungeerde volgens haar als belangrijke promotor, in die zin dat ze invloed had op de waardering van de Nederlandse lezers voor de vernieuwende aspecten in het oeuvre van Lindgren door dicht bij de culturele waarden van het origineel te blijven. Hiermee kwam Lindgrens vernieuwende stijl ook in de Nederlandse vertalingen tot uiting. Recensent en uitgever Joke Linders roemt bijvoorbeeld Verschuurs grote betrokkenheid bij de wereld van de jeugd in haar schrijverschap, te zien in verbeeldingskracht, woordenrijkdom en de structuur van haar verhalen (1998).

Hiermee wordt Verschuur geschetst als een belangrijke speler in het Nederlandse literaire veld. Ze had zichtbaar een rol in de introductie in Nederland van het vrije kind in de Zweedse kinderliteratuur en het engagement van de jaren zeventig waarin de Zweedse literatuur zich met uiteenlopende onderwerpen bezighield. Niet alleen introduceerde zij via haar vertalingen nieuwe invalshoeken in de Nederlandse lees- en schrijfcultuur (onder meer de grillen van Strindberg en de stijl van Astrid Lindgren zoals later in dit artikel naar voren komt), maar ook is haar latere eigen werk in hoge mate geïnspireerd door haar werk als vertaalster van verscheidene auteurs met een unieke eigen stijl.

Dynamische vertaalstrategie
Vanaf haar eerste vertaling is Verschuur zich bewust van de moeilijkheden die het vertalen met zich meebrengt en reflecteert zij erover. Zo schrijft ze in haar herinneringen aan Astrid Lindgren (2002): ‘Klyka – hoe vertaal je dat nu zo, dat het overeenkomt met het Zweedse origineel, maar tegelijkertijd ook correct is binnen het Nederlandse taalgebruik, zodat kinderen gemakkelijk doorlezen?’ Deze vraag, en ook andere vertaalkwestieswordt vaak geciteerd (De Zanger 1987, Van Camp 1995, Linders 1998, Leysen 2002, Visjager 2002, Van den Bossche 2015 en Verschuur 1976, 1995, 2007). Geen van de artikelen geeft antwoord op de vertaalvraag, al worden Verschuurs vertaalstrategieën wél zichtbaar. Wat in de genoemde artikelen ontbreekt is de context waarin het woord geplaatst is: ‘Rasmus satt i sin vanliga klyka upp i linden och tänkte på saker, som inte borde få finnas’ (Rasmus på luffen, 1956; Rasmus en de landloper, 1959). In de elfde druk van 2016 luidt de vertaling: ‘Rasmus zat op zijn vertrouwde plekje boven in de lindeboom en dacht aan dingen die er niet moesten zijn.’ De vertaling van ´klyka´ is echter ´boomvork´. Dit voorbeeld geeft weer hoe Verschuur creatief omgaat met verschillende vertaalmogelijkheden en culturen, waarin de Zweden in tegenstelling tot Nederlanders wel veel natuurjargon kennen. Dit vertaalt Verschuur doelgericht naar leesbaarheid voor Nederlandse kinderen.
Verschuurs vertaalstrategie laat zich kenmerken door een vrije verhouding tot de brontekst. Ze voerde vaak overleg met de schrijvers die ze vertaalde, maar ook met collega-vertalers. Van Astrid Lindgren bijvoorbeeld kreeg ze alle vrijheid; Jan Wolkers wist ze van haar vertaalkeuzes te overtuigen. Leysen gebruikt de term carte blanche voor de autorisatie die Lindgren Verschuur geeft. Verschuur signaleert bij zichzelf een verschil in vertaalstrategie bij volwassenenliteratuur enerzijds en jeugdliteratuur anderzijds en worstelt met de taal en met ‘het toelaatbare van eigen ingrepen’ (Leysen 2002). In de loop der jaren onthult ze meer over haar vertaalstrategie in diverse artikelen in onder meer Literatuur zonder leeftijd (1995, 2007, 2015), Lexicon van de jeugdliteratuur (1998) en Vertalen vertolkt: verhalen over vertalen (1976).
Bij Verschuur blijft de invloed van Astrid Lindgren zich doen gelden, wier adagium luidt: houd de doelgroep in het achterhoofd en zorg dat de tekst natuurlijk te lezen blijft. Op eigen initiatief vertaalt ze rijmpjes van Annie M.G. Schmidt voor het gezin in het Zweeds. Wat ze daarover schrijft maakt het een en ander duidelijk over haar vertaalpoëtica:
‘Ik mag vrij vertalen, dat heeft Astrid Lindgren er goed bij me ingeprent, en zo komt het dat de leeuwen bij mij door kikkers worden vervangen en de papegaai door een adelaar en de giraffe door een slak en de koeien door hommels. Allemaal vanwege rijm en ritme. Maar als ik het Zweeds voor mijn kindjes zing, is er voor mij ondanks deze ingrepen niets aan het versje [Suja Suja Prikkeltje/FK] veranderd.’ (2007, 161)
Hieruit spreekt een doeltaalgerichte en dynamisch-equivalente vertaalhouding: rijm, ritme en zingbaarheid zijn belangrijker dan het overbrengen van de precieze betekenis.
Een doelcultuurgerichte vertaalstrategie spreekt ook uit De Gebroeders Leeuwenhart (1974, Bröderna Lejonhjärta 1973), waarin de gebroederlijke Zweedse samenleving doorschemert. Rita Verschuur laat alleen het woord ‘geliefde’ van ‘geliefde broer’ buiten beschouwing. Deze uitdrukking vindt ze te ver gaan om binnen de Nederlandse omgangsvorm te gebruiken.
Het culturele element van de sociale omgang in Zweden is wegvertaald, terwijl Nederlandse kinderen bij een andere strategie juist kennis hadden kunnen maken met de Zweedse gebroederlijke omgangsvorm in De Gebroeders Leeuwenhart. Overigens trekt Karin van Camp in een artikel over de noodzaak van een herziende vertaling van de Pippi Langkous-reeks deze strategie aan de hand van een ander voorbeeld in twijfel: ‘Men kan erover discussiëren of in haar [Verschuurs] vertalingen van de boeken over Emil (Michiel van de Hazelhoeve) niet té weinig van de oorspronkelijke sfeer van Småland en Zweden is overgebleven’ (1995, 185). Hierbij kan wel worden opgemerkt dat Verschuur haar vertaalkeuzes overdenkt, en ook waar nodig zelf aanpast. Ze is zich altijd bewust gebleven van de kritiek, en nuanceert die met ‘Mensen kunnen zich zo ophangen aan één dingetje’, nadat ze concludeert dat veel artikelen incompleet zijn doordat informatie uit hun oorspronkelijke context gehaald is (2021).
Uit een interview over de herziening van de Pippi-reeks komt naar voren dat boeken voor Verschuur het resultaat zijn van de tijd en de context waarin ze tot stand komen en dat kennis over het leven van de schrijver meer diepte geeft aan de interpretatie ervan (Van den Bossche 2015). Dit resulteert in dilemma’s bij latere herziening van vertalingen. Omdat er in het geval van Astrid Lindgren een weliswaar sporadisch, maar nauw persoonlijk contact bestond tussen schrijver en vertaler via correspondentie waarin gevoelens en gedachten werden uitgewisseld, vroeg Verschuur zich voortdurend af hoe Lindgren de tekst vertaald zou hebben. ‘Vertaald volgens het recept van Astrid Lindgren’, zo schrijft Verschuur (2007, 161). Verschuur had van Lindgren persoonlijk een vrijbrief gekregen bij de oplossing van vertaalproblemen zolang er geen vergezochte grappen in de vertaling zouden verschijnen. Het lijkt erop dat Astrid Lindgren vanaf hun eerste ontmoeting veel vertrouwen in Verschuur had.
In haar vertalingen voor jonge lezers balanceert Verschuur tussen behoud van het exotische, inclusief de stijl en tradities van de broncultuur, en het streven naar een natuurlijk lopende, toegankelijke vertaling. Die balans stelt hoge eisen aan de creativiteit van de vertaler. Kernpunt is volgens Verschuur om in de huid van het kind te kruipen en je in te denken hoe een kind de tekst zou interpreteren en voor zich zou zien:
‘Dus pas op als je voor kinderen vertaalt! Neem ze alsjeblieft bloedserieus. Geen ondoordachte ingrepen, want kinderen zijn kritisch en logisch. En voor je het weet snij je jezelf in de vingers.’ (Verschuur 1976, 3)
In haar vertalingen van kinderboeken is de broncultuur minder zichtbaar dan in die van lectuur voor volwassen. Dat heeft te maken met Verschuurs opvatting over de ontwikkeling van de volwassen lezer. In haar vertalingen van Strindberg bijvoorbeeld volgt Verschuur zijn associatieve en taalkundige grillen – die behoren volgens haar tot de essentie van de tekst. Leesbaarheid acht zij van minder belang, en zij doet haar best Strindbergs idiosyncratische stijl in het Nederlands trouw te blijven.
Voor Verschuur is alles wat Strindberg schrijft van belang, dus ook de formele aspecten neemt zij mee in haar vertalingen. Dit weerspiegelt Rita Verschuurs positie als cultuurbemiddelaar pur sang: niet alleen tussen Zweden en Nederland, maar ook tussen verschillende manieren van schrijven. Voor kinderen brengt zij een andere Zweedse wereld naar Nederland dan voor volwassenen, niet alleen qua genre, maar ook wat betreft vertaalstrategie. Rita Verschuur beweegt zich dynamisch tussen verschillende registers, genres, jargons, volwassen taalgebruik versus kindertaalgebruik en literair werk uit verschillende perioden.
Het grote aantal vertalingen in verschillende genres resulteert in contacten met een breed scala aan uitgeverijen. Bij Ploegsma, Meulenhoff en De Arbeiderspers zijn de meeste van Rita Verschuurs vertalingen gepubliceerd. Rita Verschuur beschouwt daarvan de belangrijkste publicaties die van invloed zijn geweest op haar vertalerschap de uitgaven na 1965 van volwassen literatuur, zoals de drie titels van Torgny Lindgren uitgegeven door De Bezige Bij en een aantal werken van Per Olof Enquist.
In 1971 kreeg Rita Verschuur te maken met een andere vorm van vertalen, toen ze de verfilming van Michiel van de Hazelhoeve (1968, Emil i Lönneberga 1963) van Nederlandse ondertiteling mocht voorzien. Hierin moest ook met andere dan alleen culturele en talige aspecten rekening gehouden worden. Zo stelde de factor tijd speciale uitdagingen, waar Verschuur van genoot: ‘Het is leuk werk de dialoog te kneden tot die tussen de streepjes past’ (Verschuur 2002, 38). Ze kan er haar creativiteit in kwijt en doet er nieuwe kennis door op. Er ontstaat wel een probleem, want Verschuur heeft in de boeken de hoofdpersoon Emil omgedoopt in ‘Michiel’. En dat valt de jonge kijkers op, telkens wanneer Emil door zijn vader geroepen wordt: ‘Michiel’ klinkt heel anders dan ‘Emil’. Besloten wordt om Emil in de tv-serie Emil te laten. En om Nederlandse kinderen duidelijk te maken dat ‘Michiel Emil van tv is’, komen de boeken beplakt met een sticker met deze tekst in de winkel te liggen.
Een gelijksoortige ervaring beschouwt Rita Verschuur als de kroon op haar werk als vertaalster van Astrid Lindgren. Voor de sprookjestrein van het literaire kindermuseum Junibacken in Stockholm, geopend in 1996, mocht Verschuur de teksten in het Nederlands vertalen en vervolgens inspreken (Verschuur 2002, 154). De werelden in Junibacken zijn eigenhandig gecreëerd door haar dochter Marit Törnqvist, die zich had ontwikkeld tot illustrator van kinderboeken en zodoende ook een nauwe band had met Astrid Lindgren en haar werk.

Verschuur en Lindgren
Het beeld van Astrid Lindgren en de Zweedse literatuur dat Rita Verschuur als vertaalster en contactpersoon van Astrid Lindgren in Nederland neerzette, kan van twee kanten worden bezien. Zo stelt Verschuur zelf vast dat ze persoonlijke voorkeuren heeft voor het belangrijke perspectief van het nieuwe schrijven over kinderen. Het feit dat Lindgren en Verschuur persoonlijk contact hadden, verscherpt de betrouwbaarheid van het beeld over Astrid Lindgren dat Rita Verschuur in Nederland schept door middel van artikelen en interviews. Bovendien legt het contact de basis voor het vertrouwen van de uitgever in het niveau van de vertalingen. Tegelijkertijd geeft Verschuur aan zowel privé- als op werkgebied beïnvloed te zijn door Astrid Lindgren. De intensiteit van hun briefwisseling laat zien dat Verschuur een moederfiguur heeft gevonden in de Zweedse kinderboekenschrijfster. In brieven van Astrid Lindgren wordt ze bijvoorbeeld met koosnaampjes aangesproken.
Gedurende de jaren heen kwam Verschuur bij Astrid Lindgren thuis en andersom. In 1987 logeerde Astrid Lindgren bijvoorbeeld bij het gezin Törnqvist. Tijdens dit bezoek sprong Astrid Lindgren op 65-jarige leeftijd samen met Verschuurs kinderen vanaf de zolder in de schuur in het hooi.
Evenzeer kan Rita Verschuur gezien worden als de representant van Astrid Lindgren in Nederland. Zo reisde Verschuur bijvoorbeeld als tolk mee met twee Nederlandse schoolkinderen die Astrid Lindgren voor de radio mochten interviewen. In de meeste artikelen die Verschuur onder andere in het tijdschrift Literatuur zonder leeftijd publiceerde, is de invalshoek vaker Astrid Lindgren als schrijfster dan Rita Verschuur als vertaalster. Toen Verschuur in 1983 voor de derde keer als plaatsvervangster voor de schrijfster een Zilveren Griffel in ontvangst nam (voor Ronja de roversdochter, 1982), was ook haar eigen boek Drie is te veel (1982) net uitgekomen. Hierna was ze er aan toe om zelf gezien te worden als schrijfster, en niet alleen als vertaalster. Aan schrijven had ze inmiddels ook haar hart verpand (Verschuur 2002, 102). Ze concludeert daarbij dat de vertaalperiode als inspiratie en leerweg noodzakelijk was voorafgaand aan haar schrijverij.

Positie in twee literaire velden
In de jaren vijftig kreeg Rita Verschuur als onderdeel van de ontgroeningsperiode bij de Vrouwelijke afdeling van het Amsterdamse Studentencorps (AVSV) de opdracht om Annie M.G. Schmidt te interviewen. Ze was destijds nauwelijks bekend met Schmidts werk. Inhoudelijk kan ze zich het gesprek niet meer goed herinneren, maar uit haar artikel in Literatuur zonder leeftijd blijkt duidelijk haar bewondering voor de moderne, gedurfde kinderboekenschrijfster. Ze vergelijkt het ‘wonderlijke wezen’ (2007, 158) met Astrid Lindgren, zoals ook in een ander artikel voor Leesgoed getiteld ‘(De A van) Astrid en Annie’ (2011, 34). De twee schrijfsters vertonen qua oeuvre en kwajongensachtig karakter veel gelijkenis en Verschuur brengt in haar artikelen het Nederlandse en Zweedse schrijfveld met elkaar in verband.
Door haar positie binnen en tussen twee culturen is Verschuur bij uitstek een bilateraal cultuurbemiddelaar: enerzijds Zweden, waar zij gewoond en gewerkt heeft, anderzijds Nederland waar zij naar terugverhuisde en haar vertalingen publiceerde. In het Nederlandse literaire veld was zij zich bewust van vertaaldiscussies, was zij actief op symposia, schreef zij een aantal artikelen over kinder- en jeugdliteratuur in literaire tijdschriften en was zij een van de auteurs uit Nederland en Vlaanderen die in 1997 te gast waren op de boekenbeurs in Göteborg, die toen als motto had ‘Een taal, vele stemmen’. Hieruit vloeiden interviews en tv- optredens met kinderboeken als invalshoek. (Devaldere 1998).
Rita Verschuur werd in de jaren zestig en zeventig, rond de tijd van de Nobelprijs-uitreiking, benaderd door een tussen Nederland en Zweden vertakt cultureel netwerk. Deze groep zette zich in voor de publicatie van artikelen geschreven door Nederlandse hoogleraren Scandinavische talen in Zweedse tijdschriften. Verschuurs rol hierin was als schrijfster van zo´n artikel over Simon Vestdijk, de potentiële Nederlandse kandidaat voor de Nobelprijs. Het doel was om Nederlandse auteurs onder de aandacht te brengen bij de jury van de Nobelprijs voor de literatuur. ‘Het gevolg was dat de uitgevers bij Kerstin Axberger, Amy van Marken en de vertalers te rade gingen inzake Nederlandse literatuur. Ook Joost de Wit (Stichting voor Vertalingen) speelde een belangrijke rol door de vertaalsubsidie’ (Ingrid Widén Bonde 2009). De Wit introduceerde Rita Verschur bij Kerstin Axberger. Dit resulteerde in een gezamenlijke radioreeks op de Zweedse radio in 1965/66 en 1969/70 over zowel Nederlandse als Vlaamse literatuur (Bonde 2009). In 1992 genoot Verschuur in Zweden voldoende bekendheid als kinderboekenschrijfster om een stipendium toegekend te krijgen voor een werkverblijf van een paar weken in het huis van Ellen Key (1849-1926), een internationaal vermaarde Zweedse filosofe, pedagoge en feministe die van grote invloed is geweest op het gebied van de kinderopvoeding en het vrije kind.
Maar Verschuurs grootste verdiensten liggen op het gebied van de jeugdliteratuur.
‘Toen Astrid debuteerde, stelde de hele ‘jeugdliteratuur’ echt niets voor. Ze schreef echt op een heel nieuwe manier over kinderen. Ze heeft heel veel schrijvers de weg gewezen,’ zo vertelt Rita Verschuur in een interview (Plottier 2002). Als cultuurbemiddelaar, vertaalster en schrijfster bracht Verschuur deze ‘weg’ ook naar Nederland. Haar carrière als vertaalster heeft ze na haar eerste moedige zoektocht naar een uitgever voor Rasmus de landloper nooit hoeven opzoeken; ze kreeg volop opdrachten van uitgevers. Toch zag ze vertalen nooit als werk: ‘Vertalen is toch een hobby! En hobby’s kosten geld… Maar ik krijg ƒ 150,- op de koop toe!’ (Verschuur 2002). Wel nuanceert ze deze uitspraak in 2021: ‘Vertalers werken hard.’ Toch is haar hobby haar werk, en ze is trots dat ze vanaf haar eerste vertaling tot 1976 als cultuurbemiddelaar heeft mogen werken en tot op heden zowel elke dag heeft mogen schrijven als van de pen geleefd te kunnen hebben.

Cultuurbemiddelaar in breder perspectief
Als vertaalster en schrijfster is Rita Verschuur kritisch en kijkt ze met een theoretisch-academische blik naar het werkveld; vanaf het begin van haar loopbaan slaat ze haar eigen wegen in, weg van de universitaire leeslijsten. Enerzijds is ze van mening dat het vertalen van kinderboeken gesubsidieerd zou moeten worden, anderzijds ziet ze het vertalen als een hobby, waarmee ze vermoedelijk bedoelt dat ze er veel plezier aan beleeft. Deze ambivalentie zou nader onderzocht kunnen worden. ‘Dat is wellicht het grote dilemma; hobbyisten moeten ook leven’ (Verschuur 2021).
Ook verder onderzoek naar de briefwisseling tussen Astrid Lindgren en Rita Verschuur zou interessant kunnen zijn. Naar aanleiding van een project van de Koninklijke Bibliotheek in Stockholm zijn zoveel mogelijk brieven van en aan Astrid Lindgren gearchiveerd. Hiervoor werden ook kopieën van de correspondentie met Verschuur opgevraagd. Verschuur verleende haar medewerking, maar gaf toch ook te kennen dat een aantal brieven echt uitsluitend aan haar toebehoorden en niet met het grote publiek gedeeld mochten worden.
Een andere invalshoek kan Verschuurs loopbaan als schrijfster zijn. Zo droeg zij bijvoorbeeld bij aan een bundel voor de 750e verjaardag van Haarlem en was ze auteur van een boek over Barend Rijdes, haar docent Oude Talen aan het Kennemerlyceum in Overveen, tevens een belangrijk persoon voor haar literaire ontwikkeling en interesse in oude talen. Maar denk ook aan de grote autobiografische romans Het geheim van mijn moeder (2008) en De tweede moeder (2011) of de reeks kinderboeken die Verschuur uitbracht. Wat zeggen deze publicaties over Verschuurs positie in het netwerk van Nederlandse schrijvers en vertalers in het algemeen? Voor Rita Verschuur geldt wat voor het werk en de positie van andere cultuurbemiddelaars geldt: namelijk dat niets is wat het lijkt, totdat iemand er met een kritisch-geïnteresseerde blik naar kijkt – en de gewonnen informatie in het literaire veld verspreidt.

Freija Kruit


1. Portret Rita Törnqvist-Verschuur door Harrie Geelen (1939), dat zich bevindt in de collectie van het Literatuurmuseum, zie hier. Met dank aan Harrie Geelen voor de toestemming om het portret te plaatsen bij dit artikel.

Terug naar overzicht >>>

Dit bericht werd geplaatst in de categorie Vertalers vanuit het Zweeds.