Bibliografie Martin J. Premsela

Deze bibliografie maakt geen aanspraak op volledigheid. Tijdschriften als Critisch Bulletin, Eigen Haard, Het Frans(ch)e Boek, Het Getij, De Nederlandsche Bibliographie, De Stem en De Vrijdagavond kunnen of zullen nog onvermelde publicaties van en over Martin Premsela opleveren. Dat geldt zeker ook voor diverse kranten.

Over Martin Premsela
D.P. Abraham (1919), ‘De Vlaamsche beweging en de heer Permys’, met, als repliek van Martin Permys, ‘Antwoord aan den heer Abraham’, in: Den Gulden Winckel 18, 63.

[Anoniem] (1931), ‘Nederlandsche vertalingen van letterkundige werken’, in: Het Vaderland, 30 sept. 1931, Ochtenblad B, p. 1.

[Anoniem] (1937), ‘Verslag der algemeene vergadering op Zaterdag 10 Juli in het Amstelhotel te Amsterdam’, in: Vertalen 4 (1937) 4 (okt.), 12-13.

[Anoniem] (1941), ‘Bestuursmededeelingen’, in: Vertalen 8 (1941) 3 (dec.), 72.

[Anoniem] (1948), ‘Premsela, Dr. Martin J.’, in: Wie is dat? Naamlijst van bekende personen op elk gebied in het Koninkrijk der Nederlanden met biografische aantekeningen, opgave hunner voornaamste werken, adressen, enz., enz. 5e uitgave. ’s-Gravenhage: Nijhoff, 1948.

[Anoniem] (1956), ‘Premsela, Dr. Martin J.’, in: Wie is dat? Biografische gegevens van Nederlanders die een vooraanstaande plaats in het maatschappelijk leven innemen, met vermelding van adressen. 6e uitgave. ’s-Gravenhage: Martinus Nijhoff, 1956.

E. Boulan (1929/30), bespreking van: Siegfried van Praag avec la collaboration de Martin J. Premsela, Cadre et portraits de la littérature française, des origines à nos jours. Zwolle: Tjeenk Willink, 1928, in: Het Fransche Boek 9, 40.

Emile Boulan (1938/39), bespreking van: Martin J. Premsela, Souvenirs d’un ancien Anversois. Anvers: Editions du Parc, 1938, in: Het Franse Boek 18, 44-45.

S. Braak (1929/30), bespreking van: J. Fransen & M.J. Premsela, Prosateurs modernes, Groningue: Wolters, 1929, in: Het Fransche Boek 9, 31-32.

S. Braak (1938/39), bespreking van: J. Fransen & M.J. Premsela, Het idioom op het examen Frans M.O. A. Amsterdam: Meulenhoff, 1939, in: Het Franse Boek 18, 71-72.

G.v.E. [= Gerard van Eckeren] (1921), bespreking van: Martin Permys, De zwaluwen om den toren. Verzen, Amsterdam: Van Munster, 1921, in: Den Gulden Winckel 21, 156-157.

J. v.d. Elst (1925/26), bespreking van o.a. M.J. Premsela, Cinq cent phrases à traduire. Purmerend: Muusses, in: Het Fransche Boek 5, 30-31.

J. van der Elst (1933/34), bespreking van: M.J. Premsela, Edmond Rostand, Thèse de l’Université de Groningue. Amsterdam: Meulenhoff, 1933, in: Het Fransche Boek 13, 58-59.

J. van der Elst (1936), bespreking van: M.J. Premsela, Lectuurgids voor de moderne Fransche letterkunde, met inleiding van prof.dr. P. Valkhoff. Groningen: Noordhoff, 1936, in: Het Franse Boek 16, 8.

[J.] Van der Elst (1937/38), bespreking van: Martin J. Premsela, Hans a seize ans, avant-propos par André Maurois. Anvers: Editions du Parc, 1937, in: Het Franse Boek 17, 45.

[J.] Van der Elst (1938/39), bespreking van: K. Sneyders de Vogel & M.J. Premsela, Goden van Hellas, burgers van Rome. Teksten ter vertaling uit Jules Gérard, Le sentiment religieux en Grèce, d’Homère à Eschyle; Gaston Boissier, Cicéron et ses amis, ten gebruike van de candidaten voor het staatsexamen en van de leerlingen der gymnasia. Amsterdam: Meulenhoff, 1938, in: Het Franse Boek 18, 21.

J. Greshoff (1932), ‘Zoo zijn onze manieren’, in: Den Gulden Winckel 31, 40.

[W. Gobbers] (1983), ‘Premsela, Martin Jacob’, in: A.G.H. Bachrach e.a. (red.), Moderne encyclopedie van de wereldliteratuur, dl. VII: Nom-Q. Haarlem: De Haan – Antwerpen: De Standaard, 337; ook in: G.J. van Bork & P.J. Verkruijsse (red.), De Nederlandse en Vlaamse auteurs van middeleeuwen tot heden met inbegrip van de Friese auteurs. Weesp: De Haan, 1985.

Ton van Kalmthout (2010), ‘Vertalen, het orgaan van de Vereeniging Nederlandsche Vertalingen’, in: Helleke van den Braber & Jan Gielkens (red.), In 1934. Nederlandse cultuur in internationale context. Amsterdam-Antwerpen: Querido, 65-73.

Ryanne Keltjens (2018), Boekenvrienden. Bemiddelende kritiek in Nederlandse publiekstijdschriften in het interbellum. Proefschrift RUG.

A.C.M. Kurpershoek-Scherft (1956), De episode van ‘Het Getij’. De Noordnederlandse dichtkunst van 1916 tot 1922. Proefschrift Universiteit van Amsterdam. Den Haag: Van Stockum.

H.M. [= H. Marsman] (1923), bespreking van: Martin Permys, De zwaluwen om den toren. Verzen, Amsterdam: Van Munster, 1921, in: De Gids 87, dl. I, 185-187.

Mea Mees-Verwey (1932), ‘Controle op vertalingen’, in De Groene Amsterdammer, 5 maart 1932, 12.

Paul van Ostaijen (1979), ‘Hollandse dichters of de zichtbare wegen van de genitief’, in: Verzameld werk, dl. IV: Proza. Besprekingen en beschouwingen, ed. Gerrit Borgers, 3e dr. Amsterdam: Bert Bakker, 1979, 201-209.

Duco Perkens [= E. du Perron] (1925), brief aan Martin Premsela, 14 feb. 1925, in: E. du Perron, Brieven, herziene editie, website E. du Perron Genootschap, http://www.eduperron.nl/tekst/du_p001brie11_01/du_p001brie11_01_0016.php

E.d.P. [= E. du Perron] (1932), ‘De congenitale onmogelikheid’, in: Forum 1, 270-271.

M.A. Pit (1931), ‘Over de Nederlandsche vertalingen van letterkundige werken’, ingezonden brief in: Het Vaderland, 16 okt. 1931, Avondblad C, 1, en in: Opwaartsche Wegen 9 (1931/32), 355.

Pierre Pontramier (1937/38), bespreking van: Martin J. Premsela, La Hollande vue par les Français. Petite anthologie des textes littéraires, illustrations de Jo Spier etc. Amsterdam: Meulenhoff, 1937, in: Het Franse Boek 17, 20.

Nico Rost (1922), ‘Schrijver en critiek’, met naschrift redacteur G.v.E. [= Gerard van Eckeren], in: Den Gulden Winckel 21, 79-80.

Mathijs Sanders (2006), ‘De melodie van het denken. Polemisten en professoren in de literatuurkritiek van het Interbellum. Een terreinverkenning’, in: Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde 122, 4, 328-347.

Mathijs Sanders (2008), ‘De criticus als bemiddelaar. Middlebrow en de Nederlandse literaire kritiek in het interbellum’, in: Tijdschrift voor Nederlandse Tal- en Letterkunde 124, 4, 312-333.

Mathijs Sanders (2016), Europese papieren. Intellectueel grensverkeer tijdens het interbellum. Nijmegen: Vantilt, 2016.

J.G. Schoup (1939), ‘Een Nederlandsch auteur vertaalt zijn werk in het Fransch’, in: Vertalen 6, 1, 6-7.

J.E.M.C. Tesser (1967), ‘Herman van den Bergh en Martin J. Premsela’. In: Herman van den Bergh bij zijn zeventigste verjaardag, speciaal nr. van: Raam 1967, afl. 32 (feb.), 22-26.

Van Martin Premsela (Oorspronkelijk werk)
Martin Permys (1915), Helia. Tragedie in één bedrijf. Amsterdam: [s.n.].

Martin Permys (1915), ‘Verzen’, in: Onze Eeuw 15, 138-140.

Martin Permys (1916), Verzen. Tweede bundel. [S.l.: s.n.].

Martin Permys (1916), ‘Léon Frapié’, in: Den Gulden Winckel 15, 97-100.

Martin Permys (1916), bespreking van: Léon Frapié, L’institutrice de province, in: Den Gulden Winckel 15, 113-116.

Martin Permys (1917), ‘Het militarisme in de nieuwere Fransche romantiek’, in: Den Gulden WInckel 16, 33-38.

Martin Permys (1917), bespreking van: Colette Willy, La Retraite Sentimentale; Pierre Louys, Poétique; Emile Verhaeren, Poèmes légendaires de Flandre et de Brabant, in: Den Gulden Winckel 16, 68-69.

Martin Permys (1917), bespreking van: Maurice Pottecher, Les Chants de la Tourmente; Paul Adam, La littérature et la guerre; Maxime Formomt, La dame blanche, in: Den Gulden Winckel 16, 101-104.

Martin Permys (1917), ‘Serge Basset †’, in: Den Gulden Winckel 16, 118.

Martin Permys (1917), bespreking van: Laurent Tailhade, Les saisons et les jours; Paul Bourget, Lazarine, in: Den Gulden Winckel 16, 133-135.

Martin Permys (1917), ‘Verzen’, in: Onze Eeuw 17, 147-148.

Martin Permys (1917), ‘Amsterdam’, in: Groot Nederland 15, 219.

Martin Permys (1917), ‘De torens’, in: Groot Nederland 15, 220.

Martin Permys (1917), ‘Maart’, in: Groot Nederland 15, 623.

Martin Permys (1918), ‘Het militairisme in de nieuwere Fransche romantiek III: Henri Lavedan: “Servir” et “Les Beaux Dimanches”’, in: Den Gulden Winckel 17, 81-83.

Martin Permys (1918), ‘Nieuw ontsluieringsmateriaal (Naar aanleiding van Maeterlinck’s jongste metaphysische studie)’, in: Vragen van den Dag 33, 72-75.

Martin Permys (1918), ‘Over Malherbe als voortzetter der Pleiade’, in: Vragen van den Dag 33, 648-651.

Martin Permys (1918), bespreking van: Charles de Costers Vlaamsche vertelsels, uit het Fransch in het Vlaamsch overgezet door Stijn Streuvels, Amsterdam: L.J. Veen, 1917, in: Den Gulden Winckel 17, 125-126.)

 Martin Permys (1918), ‘Het militarisme in de nieuwe Fransche romantiek, IV: Slotwoord: Emile Nolly’s Exotische Romans’, in: Den Gulden Winckel 17, 145-147.

Martin J. Premsela (1918), ‘Tante Betje’, in: De Nieuwe Taalgids 12, 130-132.

Martin Permys (1918), ‘Somber stilleven’, in: Groot Nederland 16, 396.

Martin Permys (1919), ‘Het laatste werk van Rostand’, in Den Gulden Winckel 18, 81-83.

Martin Permys (1919), ‘Iets over de Vlaamsche Beweging’, in: Den Gulden Winckel 18, 34-36.

Martin Permys (1919), ‘Letterkundig nieuws uit Frankrijk’, in: Den Gulden Winckel 18, 155-156.

Martin Permys (1919), bespreking van: Björnstjerne Björnson, Het bruiloftslied, Meulenhoff-editie no. 108, Amsterdam 1919, in: Den Gulden Winckel 18, 136-137.

Martin Permys (1920), ‘Letterkundig nieuws uit Frankrijk’, in: Den Gulden Winckel 19, 24-25.

Martin Permys (1920), bespreking van: Ralph Waldo Trine, Op den levensweg, vertaald door Hendriek Gast, Almelo: Hilarius, 1919, in: Den Gulden Winckel 19, 39.

Martin Permys (1920), ‘Letterkundig nieuws uit Frankrijk’, in: Den Gulden Winckel 19, 54-55.

Martin Permys (1920), rubriek ‘Letterkundig nieuws uit Frankrijk’, in: Den Gulden Winckel 19, 72-73.

Martyn Permys (1920), ‘Een jeugdwerk van Jules Renard’, in: Den Gulden Winckel 19, 85-87.

Martin Permys, bespreking van: Charles de Coster, Braf de profeet. Een verhaal van ontrouw en minne, en andere Brabantsche Vertelsels, bewerkt door Johan de Maegt, Meulenhoff-editie 118, 1919, in: Den Gulden Winckel 19, 139-140.

Martin Permys (1920), ‘Letterkundig nieuws uit Frankrijk’, in: Den Gulden Winckel 19, 165-167.

Martin Permys (1920), ‘Letterkundig nieuws uit Frankrijk’, in: Den Gulden Winckel 19 (1920), 184-186.

Martin Permys, bespreking van: Pierre Benoit, Romans en novellen. Atlantis, vertaald door W.J.A. Roldanus Jr., Meulenhoff, 1920, in: Den Gulden Winckel 19, 190-191.

Martin J. Premsela (1920), ‘Vorm en gedachte van Edmond Rostand’, in: Onze Eeuw 20, 337-359.

Martin Permys (1921), De zwaluwen om den toren. Verzen. Amsterdam: Van Munster.

Martin Permys (1921), ‘Letterkundig nieuws uit Frankrijk’, in: Den Gulden Winckel 20, 6-9.

Martin Permys (1921), ‘Letterkundig nieuws uit Frankrijk’, in: Den Gulden Winckel 20, 39-42.

Martin Permys (1921), bespreking van: B.H.J. Ovink, Henri Bergson, Baarn: Hollandia-Drukkerij, 1920 (Groote Denkers, serie IV, 1), in: Den Gulden Winckel 20, 42-44.

Martin Permys (1921), bespreking van: Marguerite de Rouville, De levenskunst van Vauvenargues, Leiden: Sijthoff, 1920 (Fransche Kunst XV), in: Den Gulden Winckel 20, 52-54.

Martin Permys (1921), ‘Letterkundig nieuws uit Frankrijk’, in: Den Gulden Winckel 20 (1921), 71-75.

Martin Permys (1921), ‘Antwerpsch tooneelwerk’, in: Den Gulden Winckel 20, 85-86.

Martin Permys (1921), ‘Jean Aicard †’, met naschrift red., in: Den Gulden Winckel 20, 94-95.

Martin Permys (1921), bespreking van: Alice Nahon, Vondelingskens. Gedichten, Antwerpen: De Nederlandsche Boekhandel, en Leiden: A.W. Sijthoff’s Uitgevers-Maatschappij, 1920, in: Den Gulden Winckel 20, 107-109.)

Martin Permys (1921), ‘Letterkundig nieuws uit Frankrijk’, in: Den Gulden Winckel 20, 114-119.

Martin Permys (1921), bespreking van: De historie van Jan van Parijs, vertaald door J.J. Salverda de Grave, Leiden: Sijthoff, 1921 (Fransche Kunst XVI), in: Den Gulden Winckel 20, 126-127.

M.P. [= Martin Permys / Martin Premsela] (1921), ‘Ernest Daudet †’, in Den Gulden Winckel 20, 137-138.

Martin Permys (1921), ‘Letterkundig nieuws uit Frankrijk’, in: Den Gulden Winckel 20, 166-170.

Martin Permys (1921), bespreking van: J.K. Rensburg, Faust. Een Cyclus van de Rijzende Zon, de Witte Roos en den Heiligen Graal, dl. I, Amsterdam: N.V. Theos. Uitgeversmaatschappij, 1921, in: Den Gulden Winckel 20, 171-173.

Martin J. Premsela (1921), ‘Over de kleine losse gedichten en de pantomime ‘Le bois sacré’ van Edmond Rostand’, in Onze Eeuw 21, 346-357.

M.J. Premsela (1921/22), ‘Een nieuw werk van Maurice Maeterlinck’, in: Het Fransche Boek 1, 33-34 en 41-42.

Martin Permys (1922), ‘De Goncourt-prijs in 1921’, in: Den Gulden Winckel 21, 20-21.

Martin Permys (1922), ‘Henry Bataille †’, in: Den Gulden Winckel 21, 39-40.

Martin Permys (1922(, bespreking van: Maurice Maeterlinck, De blauwe vogel, vertaling van G.M. van der Wissel-Herderschee, Amsterdam: N.V. Drukk. Jacob van Campen, 1921, in: Den Gulden Winckel 21, 41-43.

Martin Permys (1922), bespreking van: Wouter Hulstijn, Carillon. Verzen, Maassluis: Govers, 1921, in: Den Gulden Winckel 21, 44-45.

Martin Permys (1922), ‘Schrijver en critiek. Open brief aan den heer Victor E. van Vriesland, naar aanleiding van een “artikel” tegen ondergeteekende, verschenen in “De Nieuwe Kroniek” van 11 Maart 1922’, in: Den Gulden Winckel 21, 62.

Martin Permys (1922), ‘Antwerpsch tooneelwerk, II’, in Den Gulden Winckel 21, 73-74.

Martin Permys (1922), ‘Francis Jammes’ gedenkschriften’, in: Den Gulden Winckel 21, 81-85.

Martin Permys (1922), bespreking van: Alice Nahon, Op zachte vooizekens. Gedichten, Antwerpen: De Nederl. Boekhandel, 1921, in: Den Gulden Winckel 21, 103-104.

Martin Permys (1922), bespreking van: Nestor de Tière, Belsama. Treurspel in 5 bedrijven, Antwerpen: Janssens, in: Den Gulden Winckel 21, 139-140.

Martin Permys (1922), ‘De “Grand Prix du Roman” in 1922’, in: Den Gulden Winckel 21, 145-148.

Martin Permys (1922), ‘Bij het verschijnen van de Hollandsche jubileum-uitgave van Molière’, in: Den Gulden Winckel 21, 164-165.

Martin Permys (1923), Zomerland. Verzen. Amsterdam: De Gulden Ster.

Martin Permys (1923) ‘Eenige vergeten Fransche romans’, in: Den Gulden Winckel 22, 17-20.

Martin Permys (1923), bespreking van: Tristan Bernard, Le jeu de massacre, Paris: Flammarion, 1922, in: Den Gulden Winckel 22, 22-23.

Martin Permys (1923), bespreking van: André Lichtenberger, Les centaures, Roman fantastique, nouvelle édition, Paris: Ferenczi, 1921, in: Den Gulden Winckel 22, 46.

Martin Permys (1923), bespreking van: Edmond Haraucourt, Le cher poison, Albin Michel, 1921, in: Den Gulden Winckel 22, 46-47.

Martin Permys (1923), ‘Twee belangrijke Fransche serie-uitgaven’, in: Den Gulden Winckel 22, 54-55.

Martin Permys (1923), ‘Antwerpsch tooneelwerk, III’, in: Den Gulden Winckel 22, 58.

Martin Permys (1923), ‘Antwerpsch tooneelwerk, IV’, in: Den Gulden Winckel 22, 88-89.

Martin Permys (1923), ‘Een nieuwe roman van Mme Colette’, in: Den Gulden Winckel 22, 156-157.

Martin Permys (1923), bespreking van: Michel Georges-Michel, Dans la fête de Venise, Roman moderne, met illustratie van Van Dongen, Parijs: Fayard, 1923, in: Den Gulden Winckel 22, 173.

M.J. Premsela (1923), ‘Een nieuw tooneelstuk van H.R. Lenormand’, in: Onze Eeuw 23, 96-100.

M.J. Premsela (1924), Voor den vrede. Baarn: Hollandia Drukkerij (Oefeningen in Voordrachtkunst 10).

M.J. Premsela (1924), inleiding in: David Augustin de Brueys, Advocaat Pathelin. Blijspel in drie bedrijven, vertaald door A. de Haas, met een inleidend woord van M.J. Premsela. Baarn: Hollandia-drukkerij (Oefeningen in Voordrachtkunst 14).

Martin J. Premsela (1925), De gedachtengroei van François Mauriac’s romanwerk. Amsterdam: Van Looy.

Martin Permys (1924), ‘Een nieuwe bloemlezing uit Verhaeren’, in: Den Gulden Winckel 23, 4-5.

Martin Permys (1924), ‘Raymond Radiguet †’, in: Den Gulden Winckel 23, 7-8.

Matin Permys (1924), bespreking van: Paul Morand, Lewis et irène, Roman, Paris: Grasset, 1924, in: Den Gulden Winckel 23, 45-46.

Martin Permys (1924), bespreking van: Claude Jonquière, Près des oliviers, (Poèmes de Provence), Paris: Editions du Fauconnier, 1923, en van: Konosouké Hinatz, Poèmes, Traduits en français par Nico D. Horigoutchi, 1923, in: Den Gulden Winckel 23, 96.

Martin Permys (1924), bespreking van: René Maublanc, Cent haïkaï, Maupré: Le Mouton Blanc, 1924, in: Den Gulden Winckel 23, 96-97.

M.J. Premsela (1924), ‘Nieuwe Fransche boeken’, in: Den Gulden Winckel 23, 99-104.

M.J. Premsela (1924), bespreking van: Demain. Geïllustreerd Maandschrift onder leiding van Raymond Escholier, Paris: Ferenczi, in: Den Gulden Winckel 23, 118.

M.J. Premsela (1924), bespreking van: Louis de Robert, Paroles d’un solitaire, Paris: Albin Michel, 1924, in: Den Gulden Winckel 23, 159-160.

M. Premsela (1924), bespreking van: M. Seuphor, Carnet bric-a-brac, en van: D. Perkens [= E. du Perron], Het roerend bezit, Wilrijk-Antwerpen: Het Overzicht, 1924, in: Den Gulden Winckel 23, 188.

Martin Permys (1924), ‘Antwerpsch tooneelwerk, V’, in: Den Gulden Winckel 23, 191-192.

M.J. Premsela (1925), ‘Fransche letteren’, in: Den Gulden Winckel 24, 135.

Martin J. Premsela (1925), bespreking van: Paul Morand, L’Europe galante, Parijs : Grasset,, 1925, in: Den Gulden Winckel 24, 211.

Martin Permys (1925), De sparren. Amsterdam: Uitgevers-Maatschappij Prometheus.

M.J. Premsela (1926), ‘Twee Fransche Pirandellouitgaven’, in: Den Gulden Winckel 25, 105-106.

Siegfried van Praag avec la collaboration de Martin J. Premsela (1928), Cadre et portraits de la littérature française, des origines à nos jours. Zwolle: Tjeenk Willink.

Martin Permys (1929), Antwerpsche Zondagen. Vertellingen. Amsterdam: De Spieghel.

Martin Permys (1929), ‘Groei’, in: Groot Nederland 27, 394-398.

M.J. Premsela (1929), ‘Mauriac’s jongste boek’, in: Den Gulden Winckel 28, 186-187.

M.J. Premsela (1930), ‘La Princesse Lointaine, Nieuwe versie van Rostand’s drama’, in: Den Gulden Winckel 29, 29-31.

M.J. Premsela (1930), ‘Een Vacantiedagboek’, in: Den Gulden Winckel 29, 139-140.

Martin J. Premsela (1930), ‘Georges Duhamel’, in: Den Gulden Winckel 29, 156-158.

Martin J. Premsela (1931), ‘Over de Nederlandsche vertalingen van letterkundige werken’, in: Nieuwe Rotterdamsche Courant, 16 september, Avondblad B, 1.

Martin Permys (1931), Hans. Amsterdam: Meulenhoff.

M.J. Premsela (1931), ‘Panorama der film’, in: Den Gulden Winckel 30, 115-116.

M.J. Premsela (1931), ‘Proletarische dichtkunst‘, in: Den Gulden Winckel 30, 166-167.

M.J. Premsela (1931), ‘Filmlectuur’, in: Den Gulden Winckel 30, 174-175.

M.J. Premsela (1931), ‘Fransche letteren’, in: Den Gulden Winckel 30, 221-222.

Martin J. Premsela (1931), ‘Fransche letteren’, in: Den Gulden Winckel 30, 242-243.

Martin J. Premsela (1931), ‘Fransche letteren’, in: Den Gulden Winckel 30, 255.

Martin J. Premsela (1932), ‘Bewerken of verknoeien’, bespreking van: J. Kessel, Helena Borissoffna. Rotterdam, Bolle, 1930, in: Den Gulden Winckel 31, 16-17.

J. Schuyt & Martin J. Premsela (1932), ‘Zoo zijn onze manieren’, met repliek J. Greshoff, in: Den Gulden Winckel 31, 60.

Martin Jacob Premsela (1933), Edmond Rostand. Amsterdam: Meulenhoff.

Martin J. Premsela (1933/34), ‘Het Fransche “rime riche” in de Nederlandsche poëtica’, in: Onze Taaltuin 2, 310-314.

M.J.P. [= Martin J. Premsela] (1933/34), ‘Repliek’, in: Onze Taaltuin 2, 384.

Martin J. Premsela (1934), ‘Onze strijd’, in: Vertalen 1, 1, 4-7.

Martin J. Premsela (1934), bespreking van: François Mauriac, Wij Frontenacs. (Le mystère Frontenac). Scheveningen: Nederlandsche Boekenclub ’t Gildeboek, 1933, in Vertalen 1, 2, 25-26.

M.J. Premsela (1934), bespreking van: Henri Barbusse, Het liedje van den soldaat, vertaald door L. Roelandt, Aalst (België): De Koorenaar, [s.a.], in: Vertalen 1, 2, 26-27.

Martin J. Premsela (1934), ‘Boekbespreking’ [bespreking van: Irène Némirowsky, Het bal. (Le bal), geautoriseerde vertaling uit het Frans door J.W.F. Werumeus Buning. Amsterdam: N.V. Uit[g]. Mij. De Gulden Ster, (De Verre Kim)], in: Vertalen 1, 3, 38-40.

M.J. Premsela (1934), bespreking van: François Mauriac, De loop van het lot. (Destins), vertaald door J.C. Bloem, Amsterdam: Wereldbibliotheek, in: Vertalen 1, 3, 40-41.

Martin J. Premsela (1934/35), ‘Een homoeopathisch geneesmiddel’, in: Onze Taaltuin 3, 22-26.

M.J. Premsela (1935), ‘Boekbespreking’ [bespreking van: Marguerite Audoux, Het atelier van Marie-Claire, Amsterdam: De Arbeiderspers, 1934; van: Henri Duvernois, In de schaduw eener vrouw. Amsterdam: Joachimsthal, 1934; en van: Nikolai Kazantzaki, Toda Raba. Wereldbibliotheek, 1934], in: Vertalen 2, 1, 10-11.

Martin J. Premsela (1935), ‘Boekbespreking. La Fontaines “Fabels” in het Nederlandsch vertaald’ [bespreking van: La Fontaine, Fabels. Boek I, met metrische vertaling. Utrecht: De Boer], in: Vertalen 2, 3, 39-40.

M.J. Premsela (1935), bespreking van: André Malraux, Het menschelijk tekort. Amsterdam: Wereldbibliotheek, 1934], in: Vertalen 2, 3, 40-41.

Martin J. Premsela (1935), bespreking van: I. Nemirovsky, De zaak Courilof. Amsterdam: De Arbeiderspers, 1935], in: Vertalen 2, 3, 41-42.

Martin J. Premsela (1935), bespreking van: André Maurois, Eduard VII en zijn tijd. Utrecht: Bijleveld, 1934], in: Vertalen 2, 3, 42.

Martin J. Premsela (1935), bespreking van: W.A. Prestre, Het dodende licht. Zeist: Ploegsma, 1935], in: Vertalen 2, 3, 42-43.

Martin J. Premsela (1935), ‘Boekbespreking’ [bespreking van: Jean Guéhenno, Nu ik veertig ben. Amsterdam: De Steenuil, 1935], in: Vertalen 2, 4, 63.

Martin J. Premsela (1935), bespreking van: François Mauriac, Het einde van den nacht, vertaald door M.W.K. [= ?]. Maastricht: Stols (Kaleidoscoop 8)], in: Vertalen 2, 4, 63-64.

Martin J. Premsela (1935), bespreking van: C.F. Ramuz, De geschiedenis van den Soldaat, vertaald door M. Nijhoff. Amsterdam: Querido], in: Vertalen 2, 4, 64.

Martin J. Premsela (1936), bespreking van: Valéry Larbaud, Fermina Marquez, vertaald door E. du Perron. Maastricht: Stols, 1935], in : Vertalen 3, 3, 41-42.

Martin J. Premsela, [rec. v. Emile Verhaeren, Gedichten, vert. door Martin Beversluis. Hilversum: Boekenvrienden Solidariteit, 1935], p. 42.

Martin J. Premsela (1936), Lectuurgids voor moderne Fransche letterkunde, met een inleiding van P. Valkhoff. Groningen etc.: Noordhoff.

Martin J. Premsela (1936), ‘Dreigt er ook gevaar van de zijde der critiek?’, in: Vertalen 3, 4, 51-54.

Martin J. Premsela (1937), ‘Hoe het niet moet’ [o.m. bespreking van: Juliette Pary, Mensen hebben haast, vertaald door mw. Joh. Kuiper. Amsterdam: De Arbeiderspers, 1936, in: Vertalen 4, 1, 1-4.

Martin J. Premsela (1937), ‘Dreigt er ook gevaar van de zijde der critiek?’, in: Vertalen 4, 1, 4-5.

Martin J. Premsela (1937), Hans a seize ans…, avant-propos par André Maurois. Anvers: Éditions du Parc.

M.J.P. [= Martin J. Premsela] (1937), ‘Een buitenlandsche onderscheiding aan een Nederlandsche vertaler’, in: Vertalen 4, 2, 10.

Martin J. Premsela (1937), bespreking van: Gabriel Chevallier, Angst, vertaald door mw. M.W. Vos. Amsterdam: De Arbeiderspers, 1937, in: Vertalen 4, 3, 12-13.

Martin J. Premsela (1937), bespreking van: Jean Giono, Het lied der wereld, vertaald door Siegfried E. van Praag. Amsterdam: Wereldbibliotheek, 1937, in: Vertalen 4, 3, 14.

Martin J. Premsela (1937), ‘De vijftien geboden van den vertaler’, in: Vertalen 4, 4, 9.

Martin J. Premsela (1937), bespreking van: François Mauriac, Pelgrims naar Lourdes, vertaald door Jacques Benoît. ’s-Hertogenbosch: Teulings, 1936, in: Vertalen 4, 4, 10.

Martin J. Premsela (1937), bespreking van: W.A. Prestre, De solitaire met het ééne oor, vertaald door mej. Marcelle Schlomer. Santpoort: Mees, 1936], in: Vertalen 4, 4, 11.

Martin J. Premsela (1938), bespreking van: André Gide, De nieuwe spijzen, vertaald door Jef Last, Wereldbibliotheek, 1937, in: Vertalen 5, 1, 10.

M.J.P. [= Martin J. Premsela] (1938), bespreking van: Panaït Istrati, Het leven in, vertaald door dr. A. Saalborn, Meulenhoff, 1937, in : Vertalen 5, 1, 12.

Martin J. Premsela (1938), bespreking van: Charles Hugo, Victor Hugo’s Zeeuwsche reize, vert. door dr. S.S. Smeding. Middelburg: Den Boer, 1937, in: Vertalen 5, 2, 41-42.

M.J.P. [= Martin J. Premsela] (1938), bespreking van: Geneviève Duhamelet, Veertig kleine menschen, vrij bewerkt door Jules Aghina, Bilthoven: De Gemeenschap, in: Vertalen 5, 2, 42.

M.J.P. [= Martin J. Premsela] (1938), bespreking van: Henri J. Duvernois, De man die zichzelf terugzag, vert. door M. Musaph-Blijdenstein, Amsterdam: Duwaer, 1937, in: Vertalen 5, 3-4, 58-59.

M.J. Premsela (1938), bespreking van: Zamacoïs, De arke Noachs, bewerkt door Martien Beversluis. Baarn: Bosch & Keuning, in: Vertalen 5, 3-4, 59-60.

Martin J. Premsela (1938), bespreking van: André Gide, Terug uit Sowjet-Rusland, (Retour de l’URSS), vert. door dr. en mw. Brugmans-Kan, Amersfoort: Valkhoff, 1937, in: Vertalen 5, 3-4, 60-61.

M.J. Premsela (1938), bespreking van: Liluli, bewerkt naar Romain Rolland, Amsterdam: Contact, 1937, in: Vertalen 5, 3-4, 61.

Martin J. Premsela (1938), bespreking van: Eugène Dabit, Hotel du Nord, vertaald door B. van Deilen, Laren (N.-H.): De Nieuwe Tijd, 1938, in: Vertalen 5, 3-4, 62.

Martin J. Premsela (1938), bespreking van: Jean Tousseul, De meidoorn, vertaald door Marie W. Vos, Amsterdam: W.B. [= Wereldbibliotheek], 1938, in: Vertalen 5, 3-4, 62-63.

Martin J. Premsela (1938), Souvenirs d’un ancien Anversois, introduction par Camille Huysmans, Bourgmestre d’Anvers. Anvers: Les Editions du Parc. [Heruitgave 1938.]

Jean Tousseul (1938), Kleine luiden, uit het Fransch vertaald door Gaston Vannes, woord vooraf van Martin J. Premsela. Brussel: Office de Publicité etc.

Martin J. Premsela (1938), ‘Het wonder van Beauraing’, in: De Stem 18, 326-329.

Martin J. Premsela (1938), ‘François Mauriac en zijn Therese-figuur’, in: De Stem 18, 801-808.

J. Fransen & M.J. Premsela (1939), Het idioom op het examen Frans M.O. A. Amsterdam: Meulenhoff.

Martin J. Premsela (1939), ‘Vrouwelijke abstractie’, in: De Stem 19, 805-806.

Martin J. Premsela (1939), bespreking van: Julien Benda, Un régulier dans le siècle. Paris: Gallimard, in: De Stem 19, 914-916.

Martin J. Premsela (1940), ‘Nerval’, in: De Stem 20, 325-327.

Martin J. Premsela (1940), ‘Vrouwelijke bondgenooten’ [over: Lode Zielens, Op een namiddag in september. Amsterdam etc. 1940], in: De Stem 20, 786-788. Ook in: Critisch Bulletin 11, 7-8 (juli-aug.), 210-212.

Martin J. Premsela (1940), ‘Herzien, herdenken. Alphonse Daudet 1840-1940’, in: De Stem 20, 895-898.

Martin J. Premsela (1940), ‘Eenige opmerkingen over de vorming van nieuwe substantiva, in het bizonder van merk- en firmanamen met den uitgang o’, in: Levende Talen 29, afl. 109 (apr.), 98-111. Addenda en corrigenda in: Levende Talen 29, afl. 110 (juni), 195-196.

Martin J. Premsela (1940), ‘Een raar geval’ [bespreking van: André Gide, De enge poort, (La porte étroite), vert. door A.H. Nijhoff, Amsterdam: Querido, 1938], in: Vertalen 7, 1, 6-8.

M.J.P. [= Martin J. Premsela] (1940), ‘Louis de Vries †’, in : Vertalen 7, 2, 26.

Martin J. Premsela (1940), ‘Eenige aanteekeningen bij de nieuwe “Phèdre”-vertaling’ [bespreking van: Racine, Phaedra, vertaald door Jan Walch, Amsterdam: Van Kampen, 1939, in: Vertalen 7, 3, 36-40.

M.J. Premsela (1940), bespreking van: Antoine de Saint-Exupéry, Het rijk der menschen, (Terre des hommes), vert. door dr. J. Brouwer, Den Haag: Boucher, 1939, in: Vertalen 7, 3, 47.

Martin J. Premsela, ‘De hedendaagsche Fransche roman als spiegel der levensrealiteit’, in: De hedendaagsche roman als spiegel van dezen tijd, themanummer van: Leven en Werken. Maandblad der R.V.U. [= Radio-Volksuniversiteit], nieuwe serie, 4 (1940) 6-7 (juni-juli).

M.J. Premsela (1940/41), bespreking van: Marcel Matthijs, Schaduw over Brugge. Antwerpen [1940], in: De Nederlandsche bibliographie. Lijst van nieuw verschenen boeken, kaarten, enz. in het Koningrijk der Nederlanden 85, 9 (nov.), 146.

Martin J. Premsela (1940/41), bespreking van: Herman Teirlinck, Maria Speermalie, 1875-1937. Amsterdam 1940, in: De Nederlandsche bibliographie. Lijst van nieuw verschenen boeken, kaarten, enz. in het Koningrijk der Nederlanden 85 (1940/41), afl. 12 (jan. 1941), 199-200.

M.J. Premsela (1941), ‘Iets over de “dichters van Het Getij”’, in: Contact 8, 4 (apr.), 104-107.

Martin J. Premsela (1941), ‘Na filomeentje’ [over: Marcel Matthijs, Schaduw over Brugge. Amsterdam 1940], in: Critisch Bulletin 12, 2 (feb.), 50-52. Ook in: De Stem 21, I, 2 (feb.), 194-196.

Martin J. Premsela (1941), ‘Teirlincks barokke fantasie’ [over: Herman Teirlinck, Maria Speermalie, 1875-1937. Amsterdam 1940], in: Critisch Bulletin 12, 3 (mrt.), 80-82. Ook in: De Stem 21, I, 3 (mrt.) 296-298.

M.J.P. [= Martin J. Premsela] (1941), bespreking van: Emile Verhaeren. Een bloemlezing uit zijn gedichten, vertaald in Nederlandsche verzen door Martien Beversluis, Den Haag: Coöp. Uitg. Bedrijf U.A. / Luctor et Emergo, 1940], in: Vertalen 8, 1, 12-13.

Martin J. Premsela (1945), ‘In memoriam Lode Zielens’. In: Gedenkboek Lode Zielens 1901-1944. Amsterdam-Brussel: Elsevier, 63-65.

Martin J. Premsela (1945/46), ‘Lode Zielens (1901-1944)’, in: Critisch Bulletin 13, dec 1945, 75-78.

Martin J. Premsela (1946), ‘Julien Green’, in: De Gids 109 (1946), dl. IV, 59-73.

Martin J. Premsela (1946), ‘Romain Rolland (Clamecy, 29 Januari 1866 – Vézelay, 30 December 1944)’, Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde 1946, 151-161.

Martin J. Premsela (1946), ‘Vertalen in de onderduikerij… en daarna. “Translato-therapie”, ter opbouw van zelftucht en concentratie’, in: Vertalen 9, 1, 4-6.

M.J.P. [= Martin J. Premsela] (1946), ‘Drie Fransche klassieken vertaald’, in: Vertalen 9, 2, 15.

M.J. Premsela (1946), ‘Vier naar het Fransch bewerkte kinderboeken’, in: Vertalen 9, 2, 23.

Martin J. Premsela (1947), Anatole France en Hollande. Essai de bibliographie francienne, préface de Louis Dumont-Wilden. La Haye: Stols.

M.J. Premsela (1947), bespreking van: P.M. Maas, François Villon, dief, roover, moordenaar en dichter. Utrecht-Brussel: Het Spectrum, 1946, in: De Gids 110 (1947), dl. I, 135-136.

Martin J. Premsela (1947), bespreking van: Emile Boulan, De Pascal à Hugo. Groningen: Wolters, 1946, in: De Gids 110, dl. III, 63-64.

M.J. Premsela (1947), bespreking van: Paul Verlaine, Quinze jours en Hollande. Lettres à un ami. Utrecht-Brussel: Het Spectrum, [s.a.], in: De Gids 110, dl. III, 141.

M.J. Premsela (1947), bespreking van: H.J.M. Klerkx, Les aspects actuels du Renouveau Catholique. Openbare les gegeven bij de aanvaarding van het ambt van lector in de Fransche Letterkunde aan de R.K. Universiteit te Nijmegen, op Vrijdag 29 November 1946, in: De Gids 110, dl. IV, 203-204.

M.J. Premsela (1947), bespreking van: P. Charlot, De l’esprit critique et des critiques. Groningen-Batavia: Wolters, 1946, in: De Gids 110, dl. IV, 204-205.

Martin J. Premsela (1947), ‘De kunst van vertalen’ [bespreking van: A. Weijnen, De kunst van het vertalen, Tilburg: Bergmans, 1946], in: Ad Interim 4, 55-56.

Martin J. Premsela (1947), ‘Florian-Parmentier’, in: Ad Interim 4, 91-93.

Martin J. Premsela (1947), ‘Jean-Richard Bloch †’, in: Ad Interim 4, 103-105.

M.J. Premsela (1947), bespreking van: Claude Aveline, Het dode getij, vertaling van Eva Tas, typografische verzorging van J. van Keulen. Amsterdam: Republiek der Letteren, 1946, en van: Léon Carias, Les carnets intimes d’Anatole France. Paris: Emile Paul Frères, 1946, in: Ad Interim 4, 153-155.

Martin J. Premsela (1947), ‘Een nieuwe Franse dichteres: Lucienne Desnoues’, in: Ad Interim 4, 182-184.

Martin J. Premsela (1947), ‘Gli scrittori d’Olanda durante la guerra’, in: Misura. Rivista Internazionale di Lettere e Arti 2, 8 (maggio-giugno), 180-183.

Martin J. Premsela (1948), ‘Romain Rolland in Nederland. Proeve van bibliografie’, in: Henriëtte Roland Holst, Romain Rolland. Amsterdam etc.: Van Ditmar.

Martin J. Premsela (1948), bespreking van: Anatole France, ’t Kerstvuurblok (‘La Bûche’). Amsterdam: Wereldbibliotheek, 1946, in: De Gids 111, dl. I, 146-147.

M.J. Premsela (1948), bespreking van: S. Dresden, Moderne Franse Romankunst. Inaugurele Rede. Amsterdam: Meulenhoff, 1947, in: De Gids 111, dl. III, 230-231.

Martin J. Premsela (1948), bespreking van: H. Brugmans, Zoekend Frankrijk. De Franse litteratuur tussen twee wereldoorlogen. Amsterdam: Amsterdamse Boek- en Courant Mij., 1947, in: De Gids 111, dl. III, 231-232.

Martin J. Premsela (1948), bespreking van: Anne Frank, Het Achterhuis. Dagboekbrieven van 14 Juni 1942 tot 1 Augustus 1944. Amsterdam: Contact, 1947, in: De Gids 111, dl. IV, 62-63.

Martin J. Premsela (1948), bespreking van: Vercors, De tocht naar de ster. Den Haag: Stols, 1947, in: De Gids 111, dl. IV, 247-248.

Martin J. Premsela (1948), bespreking van: A. Romein-Verschoor, Alluvions et nuages. Courants et figures de la littérature hollandaise contemporaine, Franse vertaling van Slib en Wolken, door W.F.C. Timmermans. Amsterdam: Querido, 1947, in: De Gids 111 (1948), dl. IV, 248-249.

Martin J. Premsela (1948), ‘De dichter Pierre Emmanuel’, in: Ad Interim 5, 56-58.

Martin Premsela (1948), ‘Nieuwe Franse boeken van vrouwelijke auteurs’, in: Ad Interim 5, 148-151.

Martin J. Premsela (1948), ‘Lied’, in: Ad Interim 5, 185.

M.J. Premsela (1949), ‘Iets over de Franse schrijver Julien Benda’, in: Levende Talen 38, afl. 150, 174-176.

M.J. Premsela (1949), bespreking van: Romain Gary, Leerschool: Europa, vertaald door Mevrouw E.G. Wakkie naar de roman ‘Education Européenne’ (1945). Amsterdam: Republiek der Letteren, 1947, in: De Gids 112, dl. II, 154-155.

M.J. Premsela (1949), bespreking van: Vercors, De droom, vertaald door Clara Eggink. Den Haag: Stols, 1947, in: De Gids 112, dl. II, 155.

M.J. Premsela (1949), bespreking van: Romain Rolland, Annette Rivière. Annette en Sylvie – Zomer. Twee delen, vertaald door Anna van Gogh-Kaulbach, Hafkamp, 1948, in: De Gids 112, dl. III, 235-236.

M.J. Premsela (1949), bespreking van: Voltaire, Karel XII van Zweden, vertaald door Dr J.A. Schröeder. Amsterdam: Veen – Antwerpen: Het Kompas, 1947, in: De Gids 112 (1949), dl. III, 236.

Martin J. Premsela (1950), ‘Don Juan in de Franse litteratuur sinds Molière’, in: De Gids 113 (1950), dl. II, 437-443.

M.J. Premsela (1952), ‘Het toneelwerk van Henry de Montherlant’, in: Levende Talen 41, 147-156 en 232-236.

Martin J. Premsela (1952), Ik vind Frans zo’n mooie taal. Populaire praatjes voor studerenden en leken. Leiden: Nederlandsche Uitgeversmaatschappij (Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen). [Heruitgave 1954.]

M.J. Premsela (1955), Herinneringen van een vertaler. Leiden: Nederlandsche Uitgeversmaatschappij. [Deels opgenomen in: Ton Naaijkens (red.), Vertalers als erflaters. Staalkaart van een eeuw vertalen. Bussum: Coutinho, 1996, 116-127 en 231-233.]

Bernard Delfgaauw & Martin J. Premsela (1957), Nobelprijs voor Camus, in samenwerking met –. Amsterdam: Stichting IVIO (AO-reeks 684).

Martin J. Premsela (1958), Wandelingen in de Franse taaltuin. Leiden: Nederlandsche Uitgeversmij (Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen 75).

M.J. Premsela (1959), ‘Eugène Dabit’, in : Levende Talen 48, 62-64.

M.J. Premsela (1959), ‘Mathilde Maute’, in: Levende Talen 49, 177-179.

M.J. Premsela (1959), ‘De Franse dichteres Sabine Sicaud: een wonderkind’, in: Levende Talen 48, 304-306.

M.J. Premsela (1959), ‘Een vergetene: Ignace Legrand’, in: Levende Talen 48, 422-424.

M.J. Premsela (1961), Engels en Amerikaans voor iedereen. Amsterdam: Elsevier (Elseviers Taalgidsen).

M.J. Premsela (1961), Frans voor iedereen. Spraakkunst. Amsterdam etc.: Elsevier (Elsevierpocket E 78; Elseviers Woordenboeken en Taalgidsen).

M.J. Premsela & G.G. Ellerbroek (1961), Het idioom op het examen Frans M.O. A. 3e, uitgebreide druk. Amsterdam: Meulenhoff.

Servaas de Bruin (s.a.), Help u zelf op reis met Fransch. Een handboekje voor hen, die Fransch moeten of willen spreken, 8e veel vermeerderde druk, herzien en bijgewerkt door Martin J. Premsela. Amsterdam: Becht.

Tekstedities en bloemlezingen van Martin Premsela
Voltaire (1920), Candide ou L’optimisme, annoté par M. Premsela, Zwolle: Tjeenk Willink (Lectures Classiques 51).

George Sand (1920), François le Champi, notice et annotations par M.J. Premsela. Amsterdam: Meulenhoff (Les Meilleurs Auteurs Français 49).

J. Fransen & M.J. Premsela (1929), Prosateurs modernes. Anthologie des prosateurs français du XXe siècle. Groningue [- La Haye]: Wolters. [Heruitgave 1930]

André Maurois (1929), Le pays des trente-six milles volontés, édition scolaire arrangée par Martin J. Premsela. Zutphen: Thieme. [6ième éd. 1956]

Claude Aveline (1930), Pages choisies, recueillies et annotées à l’usage des écoles secondaires hollandaises par Martin J. Premsela, avec un portrait inédit de Berthold Mahn. Zutphen: Thieme.

Tristan Derème (1931), Patachou, petit garçon; adapté et annoté à l’usage des écoles secondaires néerlandaises par Martin J. Premsela. Amsterdam: Meulenhoff (Les Meilleurs Auteurs Français 75).

Martin J. Premsela (red.) (1932), reeks De Moderne Fransche Roman, 2 dln. Alkmaar: Schuyt.

Marcelle Capy (1932), Des hommes passèrent. Edition abrégée et annotée à l’usage des écoles néerlandaises par Martin J. Premsela. Amsterdam: Meulenhoff (Les Meilleurs Auteurs Français 76).

Jules Romains (1932), Knock ou Le triomphe de la médecine. Comédie en trois actes, édition annoté par Martin J. Premsela. Amsterdam: Meulenhoff (Les Meilleurs Auteurs Français 79). [15ième éd. 1985.]

André Maurois (1935), Deux histoires fantastiques, pourvues d’une introduction et de notes explicatives par Martin J. Premsela. Groningen etc.: Noordhoff (Contes et Romans pour Jeunes Gens).

Horace van Offel, Le trésor de l’escaut, édition annotée à l’usage des élèves des écoles secondaires hollandaises par Martin J. Premsela. Groningen etc.: Noordhoff (Contes et Romans pour Jeunes Gens).

Martin J. Premsela (1937), La Hollande vue par les français. Petite anthologie de textes littéraires. Amsterdam: Meulenhoff (Les Meilleurs Auteurs Français 92).

K. Sneyders de Vogel & M.J. Premsela (1938), Goden van Hellas, burgers van Rome. Teksten ter vertaling uit Jules Girard, Le sentiment religieux en Grèce, D’Homère à Eschyle, Gaston Boissier, Cicéron et ses amis, ten gebruike van de candidaten voor het staatsexamen en van de leerlingen der gymnasia en van de gymnasium-afdeling der lycea, verzameld en geannoteerd door –. Amsterdam: Meulenhoff.

Perles (1948): Perles de la poésie française, 12ième éd. revue, corrigée et augmentée par Martin J. Premsela. Amsterdam: Van Holkema & Warendorf.

Molière (1949), Le médecin malgré lui. Comédie en trois actes en prose (1666), 5ième édition revue par M.J. Premsela. Zwolle: Tjeenk Willink (Lectures Classiques 35). [7ième édition 1963.]

Georges Duhamel (1949), Les jumeaux de Vallangoujard, 5ième édition [avec introduction de J. Fransen, annotation de Martin J. Premsela, illustrations de Berthold Mahn]. Amsterdam: Meulenhoff. [12ième édition 1967, luisterboek 1982.]

Alphonse Daudet (1953), La Belle-Nivernaise. Histoire d’un vieux bateau et de son équipage, 11ième édition tevue par M.J. Premsela. Amsterdam: Meulenhoff (Ma Première Collection 4). 18ième édition 1984.]

Marcel Proust (1961), Aforismen, Nederlandse bewerking M.J. Premsela. ’s-Gravenhage: Boucher.

Vertalingen in tijdschriften e.d. van Martin Premsela
Martin J. Premsela (1948), vertaling van Pierre Emmanuels ‘Les Dents Serrées’ als ‘De tanden op elkaar’, in: Martin J. Premsela, ‘De dichter Pierre Emmanuel’, in: Ad Interim 5 (1948), 56-58, 57.

Terug naar artikel >>>