Margaretha Meyboom, 1856-1927

Margaretha Anna Sophia Meyboom werd op 29 juli 1856 in Amsterdam geboren als tweede dochter in een domineesgezin. Haar ouders Angenis Henriette Frederika Tydeman (1828-1898) en Louis Susan Pedro Meyboom (1817-1874) hadden in totaal acht kinderen. De ouderlijke omgeving en vooral haar vader hadden een grote invloed op Meybooms leven en werk. Haar vader legde de basis voor haar twee grote passies, maatschappelijk engagement en interesse in het Noorden. Enerzijds was L.S.P. Meyboom een pionier op het gebied van moderne theologie, anderzijds was hij ook zeer geïnteresseerd in oude, heidense religies en schreef hij onder meer het boek De godsdienst der oude Noormannen,1 waaruit hij zijn kinderen voorlas. Dit boek lijkt het beginpunt te zijn geweest voor Margaretha’s literaire interesse. In navolging van haar vader – hij had Deens geleerd door middel van vergelijkende bijbelstudies – begon Margaretha zichzelf op zeventienjarige leeftijd Deens te leren met behulp van een Deense grammatica en andere Scandinavische boeken die ze in de bibliotheek van haar vader had gevonden. De dominee van de Noorse Zeemanskerk hielp haar met de uitspraak.2
Al snel begon Meyboom ook vertalingen te maken van verhalen uit deze boeken, die ze opstuurde naar het dagblad Het Nieuws van den Dag, waar ze als feuilleton werden gepubliceerd. Zo werd de vertaalster geboren. Vermoedelijk is haar eerste gepubliceerde vertaling “Filia maris” van de Deen Johanne Schjørring (1836-1910) in 1880. Meybooms eerste vertalingen verschenen onder het pseudoniem Urda (een van de Noordse godinnen van het lot). Vanaf het moment dat ze hele boeken begon te vertalen – in 1891 als eerste Judas van Tor Hedberg (1862-1931) – publiceerde ze onder haar eigen naam.
In totaal heeft Meyboom meer dan vijftig werken van Scandinavische auteurs vertaald. Met uitzondering van de Zweedse Selma Lagerlöf (1858-1940) en Tor Hedberg (1862-1931), waren dit Deense en Noorse auteurs, onder wie de Noren Bjørnstjerne Bjørnson (1832-1910), Henrik Ibsen (1828-1906), Knut Hamsun (1860-1952), Alexander Kielland (1849-1906), Arne Garborg (1851-1924), de Denen Carl Ewald (1856-1908), Adda Ravnkilde (1862-1883), en vele anderen. Ze liet het Nederlandse publiek kennismaken met de moderne literaire en sociale ideeën van Scandinavische schrijvers zoals Ibsen, Bjørnson en Lagerlöf.

English>>>

Maatschappelijke betrokkenheid
Nadat ze haar school had afgemaakt, ambieerde ze een ​​baan als lerares op de zondagsschool om kinderen en volwassenen te leren lezen en schrijven. Enige tijd na het overlijden van haar vader in 1881 verhuisde ze met haar moeder en drie broers en zussen naar Den Haag, waar ze al snel werk vond op de zondagsschool. Daar richtte ze in 1882 samen met drie andere jonge vrouwen een leesvereniging op (Scandinavisch Leesgezelschap, later de Scandinavische Bibliotheek), om de vaak dure Scandinavische boeken gezamenlijk te kunnen kopen en onderling uit te wisselen.
Acht jaar later reisde Margaretha Meyboom voor het eerst naar Denemarken; ze bleef er een half jaar om taallessen te volgen bij de taalkundige Otto Jespersen (1860-1943) en verwierf er ook de officiële vertaallicentie voor Deens en Noors. Naast haar werk als vertaalster gaf ze thuis ook tal van cursussen in deze talen. Opmerkelijk is dat Meyboom, als taaldocente, ook in omgekeerde richting als een cultuurbemiddelaar optrad door een Nederlandse taalcursus te geven in Kopenhagen in 1895.
In Kopenhagen zag ze voor het eerst een voorbeeld van een coöperatief huishouden,3 indrukken die haar diep zouden beïnvloeden. Door middel van lezingen en publicaties begon ze het Nederlandse publiek deelgenoot te maken van haar ervaringen in Denemarken. In 1898 was Meyboom lid van het organiserend comité van een landelijke tentoonstelling over vrouwenarbeid, waar het idee ontstond voor haar eerste coöperatieve vereniging, het textielbedrijf De Wekker. In 1903 startte Meyboom haar grootste en meest invloedrijke coöperatieve onderneming op, samen met haar zussen en Clara Bokkes (1866-1934), haar vriendin en voormalig gezelschapsdame van haar moeder. In Rijswijk richtten de vrouwen de coöperatieve huishoudvereniging Westerbro op, genoemd naar een wijk in Kopenhagen. Met deze woon- en werkgemeenschap, destijds “kolonie” genoemd, wilden ze laten zien dat het mogelijk was om samen te leven zonder winst na te streven. Bovendien wilde Meyboom de traditionele opvattingen over de seksen veranderen. Ze wilde vrouwen een betere positie geven door te proberen alle leden van Westerbro in staat te stellen economisch onafhankelijk te zijn, zoals ze al bij De Wekker had gedaan. Men kan wel stellen dat Meyboom zo een belangrijke ​​feministische dimensie toevoegde aan het socialistische coöperatieve ideaal.
In 1924 verhuisde Meyboom vanwege de slechte gezondheid van Clara Bokkes naar Voorburg, waar ze samen Nieuw Westerbro oprichtten. De dood van Margaretha Meyboom drie jaar later, op 26 september 1927, betekende het einde van de twee Westerbros.
Margaretha Meyboom heeft haar leven en werk geheel volgens haar idealen vormgegeven. Naast haar maatschappelijke betrokkenheid legde Meyboom zich in de loop der jaren minstens even intensief toe op de bemiddeling en vertaling van Scandinavische literatuur.

Vertaaloeuvre en cultuurbemiddeling
Tijdschriften
In 1904 begon Margaretha Meyboom een bijzonder project: ze richtte opeenvolgend twee tijdschriften op en werd tevens de hoofdredacteur hiervan.
Tegen die tijd had ze al een flink oeuvre op haar naam staan en veel ervaring opgebouwd met publiceren in tijdschriften. Inmiddels had ze meer dan 130 artikelen geschreven over sociale en algemene literaire onderwerpen, plus ongeveer 25 artikelen over Scandinavische onderwerpen. Daarnaast had ze Scandinavische teksten vertaald voor diverse kranten en tijdschriften zoals Lente, Het Nieuws van den Dag, De Boekzaal, De Gids, Sociaal en Eigen Haard.
De tijdschriften die ze zelf oprichtte besteedden uitsluitend aandacht aan Scandinavische onderwerpen, om de, volgens haar mening, groeiende belangstelling voor Scandinavië verder te bevorderen. Meyboom was ervan overtuigd dat Nederlanders nog veel konden leren van de Scandinaviërs, vooral op het gebied van de arbeiders- en vrouwenbeweging. Scandinaviste Petra Broomans ziet de tijdschriften van Meyboom als een van de hoogtepunten van de belangstelling in de Scandinavische literatuur in Nederland rond 1900.
De eerste van deze bladen heette Scandia (1904-1905) en was geen onafhankelijk tijdschrift, maar een aanvulling op Lente. Scandia bevatte artikelen over Scandinavische literatuur en cultuur in het Nederlands en de Scandinavische talen. Er werd zelfs een apart supplement met dezelfde naam gedrukt met Nederlandse vertalingen van literaire teksten zoals novellen, fragmenten van romans en reisverhalen.
In 1904 stopte de uitgave van het weekblad Lente en daarmee ook de Scandinavische bijlage. In 1905-1906 bracht Meyboom de opvolger van Scandia uit: het tweetalige tijdschrift Scandinavië-Nederland. Artikelen over Scandinavische onderwerpen werden in het Nederlands gedrukt en die over Nederlandse onderwerpen in één van de Scandinavische talen. Beide tijdschriften hadden verschillende rubrieken, zoals literatuur, taal en een overzicht van actuele gebeurtenissen. Meyboom wist zelfs bekende Scandinavische culturele figuren, zoals Arne en Hulda Garborg (1862-1934), aan te trekken om artikelen voor haar tijdschriften te schrijven. De Deense criticus en literatuurhistoricus Georg Brandes (1842-1927) was één van haar vaste medewerkers.4 Voor het redactiewerk werd Meyboom bijgestaan ​​door Hendrik Logeman (1862-1936), hoogleraar Scandinavische Studies in Gent, zijn vrouw de vertaalster Dina Logeman-Van der Willigen (1864-1925) en uitgeefster Geertruida Römelingh (1850-1944) uit Groningen (zie Broomans).

Vertalingen
Meyboom verkeerde in de bijzondere omstandigheid dat zij voor haar vertalingen grotendeels werk kon selecteren dat in overeenstemming was met haar levenshouding en haar idealen. Ze koos voornamelijk auteurs van sociaal-realistische werken, maar ook neo-romantici als Lagerlöf vertaalde ze. Sommige auteurs behoorden tot de ‘Moderne doorbraak’-beweging zoals Ibsen, Bjørnson en Hamsun. Niet alleen in haar kolonie, maar ook in haar literaire werk probeerde Meyboom de wereld tot een betere plek te maken.
Haar favorieten waren ongetwijfeld Bjørnson en Lagerlöf, van wie ze bijna het gehele oeuvre vertaalde (van Lagerlöf twintig werken). Meyboom schreef zelfs een biografie over Lagerlöf toen deze nog leefde. Voor de werken van Lagerlöf wist zij Herman Johan Wilhelm Becht (1862-1922) als uitgever te winnen. Daarnaast was zij bij uitgeverij Wereldbibliotheek vaste vertaler voor de Scandinavische talen.

Meybooms beeld van Scandinavische literatuur – Voorbeeld Bjørnstjerne Bjørnson
Over veel van de door haar vertaalde auteurs schreef Meyboom beschouwende artikelen. Het beeld van het Noorden en de Noordse literatuur dat ze daarin schetste, was voor het grootste deel zeer positief en ronduit idyllisch. Een kenmerkend voorbeeld van haar stijl is te vinden in haar beschrijving van Bjørnson. In haar gedetailleerde essay (1911) over de Noor beschrijft ze hem als een weldoener vol energie en leven, maar ook als een gevoelige en subtiele auteur. Voor Meyboom was Bjørnson de personificatie van Noorwegen bij uitstek, omdat hij voortdurend literair actief was voor zijn landgenoten. Meyboom schreef een lofzang op zijn gevarieerde activiteiten als dichter, verhalenverteller, toneelschrijver, journalist en redenaar. Maar wat haar het meest aansprak was de passie die ze in zijn werk meende te zien: “En wat hem als schrijver zoo onweerstaanbaar is, dat men in elk van zijn werken een menschenhart voelt kloppen, een menschenziel hoort jubelen of klagen.” (Meyboom 1911, 18)
Meybooms enige kritiek gold zijn romans:

Misschien zijn zijn romans het zwakste gedeelte van zijn werk. Schitterende bladzijden springen eruit te voorschijn, maar ze hebben iets fragmentarisch en de strekking van enkele is verouderd. Zoo zuiver van bouw en evenwichtig als zijn vertellingen zijn ze niet. (Meyboom 1911, 24)

Meybooms receptie van Bjørnson – in termen van het gebruikte vocabulaire – past perfect in de toenmalige receptie van de Scandinavische literatuur, zoals die ook wordt gebezigd door bijvoorbeeld Frederik van Eeden. Het goede contact tussen de twee auteurs kan invloed hebben gehad op hun gelijkende/overeenkomende schrijfstijl. In Meybooms literair-kritische beschouwingen valt het sterk romantiserende element op. Ze maakte ijverig gebruik van de gebruikelijke topoi van de Scandinavische literatuur als vernieuwend en verfrissend, waarbij ze vaak de woorden ‘nieuw’, ‘fris’ en ‘puur’ gebruikte in relatie tot Bjørnson’s werk (en Scandinavische literatuur in het algemeen). Beschrijvingen van en metaforen voor de natuur, zowel positief als negatief, zijn ook zeer talrijk. Maar de indrukwekkende toppositie wordt ingenomen door haar beschrijvingen van Bjørnson als belichaming van de robuuste, gezonde, krachtige Scandinavische held. Als dichter zag Meyboom hem als een typische vertegenwoordiger van de Scandinavische literatuur. De lyrische stijl in haar kritieken grenst aan het literaire, wat dat betreft is haar aanpak vergelijkbaar met die van haar eigentijdse collega’s, zoals Marie Belpaire en Dina Logeman-Van der Willigen. Ze mocht zich dan presenteren als een bekwaam critica,  de overweldigende bewondering en haar poëtische maken het (althans vanuit hedendaags oogpunt) lastig om haar standpunt als een serieuze en objectieve deskundige serieus te nemen.

Meyboom als literatuurhistoricus
Bijzonder interessant in dit licht is een artikel waarin Meyboom van haar typerende stijl afwijkt en op een nuchtere, sobere toon een poging tot een literatuurhistorisch overzicht doet. In het informatieve overzichtsartikel “Skandinavische literatuur in Nederland” uit 1911 gaf Meyboom als ​​eerste een overzichtelijke opsomming op het gebied van de Scandinavische literatuur die in het Nederlands was vertaald in de periode 1847-1909. Daarin noemde ze ook de redenen voor het enthousiasme en de inzet voor haar werk en die van haar collega’s:

Toen we eenmaal gezien hadden hoeveel wij Hollanders van Deenen, Noren en Zweden konden leren op het gebied van sociale toestanden, vrouwenbeweging, handenarbeid en onderwijs, namen wij elke gelegenheid waar, daar met allen nadruk op te wijzen, en er allerwege belangstelling voor te wekken.

Meyboom maakte geen aanspraak op de volledigheid van haar presentatie:

Dit korte overzicht geeft allerminst een volledig beeld van den omvang van de in ‘t Nederlandsch overgezette literatuur. Het is alleen gebouwd op de lijsten van in den handel gekomen boeken.

In het artikel onderzocht ze verschillende genres en auteurs, en beschreef ze verschillende periodes in de receptie van Scandinavische werken in Nederland. Bekende auteurs zoals Ludwig Holberg (1684-1754), Henrik Ibsen, Selma Lagerlöf, Ellen Key (1849-1926), August Strindberg (1849-1912), Tor Hedberg en Gustaf af Geijerstam (1858-1909) omschreef ze in het stuk als literair waardevol.
Een statistiek van de jaren 1903-1909 die Meyboom aanhaalde, laat zien dat de vertaling en verspreiding van Scandinavische literatuur in deze periode haar hoogtepunt bereikte. 1906 was de koploper met 32 ​​werken. De oorspronkelijke talen waren min of meer gelijkmatig verdeeld. Na 1907 daalden de aantallen opnieuw aanzienlijk. Meyboom merkte op dat er onder de auteurs inmiddels veel onbekende namen en pseudoniemen opdoken: “We zijn blijkbaar in den zondvloed van moderne schrijvers geraakt.”
Ze gaf kritiek op de selectie van vertalers en op redacteuren die naar haar mening alles uit het Noorden willekeurig dankbaar hadden ontvangen, zonder op de literaire kwaliteit van het werk te letten. Grote namen zoals Ibsen, Bjørnson, Kielland, Lie, Andersen en Lagerlöf verdienden hun populariteit volgens Meyboom. Maar het verbaasde haar dat ze niet meer aantrof van Verner von Heidenstam (1859-1940), Georg Brandes of Arne Garborg, die volgens haar een hogere literaire waarde hadden dan Ingeborg Maria Sick (1858-1951) en Jenny Blicher-Clausen (1865-1907), die vaker in de boekenlijsten prijkten. Meyboom uitte haar bezorgdheid dat het Nederlandse publiek op deze manier geen goed beeld zou krijgen van de Scandinavische literatuur: “En ‘t groote publiek raakte in de war en kon zich geen heldere voorstelling maken van de letterkunde van het Noorden.”
Tot slot bekritiseerde Meyboom vertalers met een naar haar mening minder helder oordeel en degenen die om economische redenen alles zouden vertalen wat hen werd aangeboden. Dit, samen met de toenemende kennis van vreemde talen onder de Nederlandse lezers, verklaarde volgens haar de afname van de belangstelling voor vertalingen uit de Scandinavische literatuur. Het is veelzeggend dat Meyboom destijds al de kant vertegenwoordigde van de auteurs die vanuit het hedendaagse oogpunt als gecanoniseerd gelden en daarop objectief en feitelijk commentaar leverde.
Diederik Grit beoordeelt Meybooms artikel in zijn bibliografie over Deense literatuur in het Nederlandse taalgebied niet bijzonder positief: “Bevat alleen vertalingen in boekvorm. Erg gebrekkig.”5 Dit oordeel strookt weliswaar met de nuchtere wetenschappelijke feiten, maar houdt geen rekening met de omstandigheden van Meybooms tijd en met de gebrekkige persoonlijke mogelijkheden voor dergelijk onderzoek. Het feit dat dit de eerste keer was dat er een poging werd gedaan een ​​ overzicht te geven van vertalingen uit Scandinavische talen in het Nederlands,6 is op zich al opmerkelijk. Meybooms observaties en de conclusies die ze trekt lijken deskundig en getuigen van realisme. Uit het overzicht spreekt een groot, bijna aan verwaandheid grenzend, zelfvertrouwen in de eigen deskundigheid betreffende de Scandinavische literatuur.

Afsluitend
Het leven en werk van Meyboom werden gekenmerkt door een succesvolle verbinding van haar passie voor Scandinavië met haar feministisch, sociaal en educatief engagement. Als cultuurbemiddelaar was zij niet alleen succesvol in de overdracht van literatuur en taal, maar ontsloot ze ook de moderne, maatschappelijke ideeën en concrete alternatieve economische modellen, allemaal van Scandinavische oorsprong, voor een Nederlandstalig publiek. Een gedetailleerd overzicht van haar netwerk en hoe Meyboom zich in het literaire veld positioneerde is te vinden in mijn proefschrift Im Netzwerk der Kulturvermittlung (2013). Er zijn veel brieven bewaard gebleven van Meyboom en de auteurs die ze vertaalde, en ook briefwisselingen met uitgeverijen. De correspondentie tussen Meyboom en Lagerlöf, Brandes, Bjørnson, Hulda Garborg en de uitgeverijen Becht en Wereldbibliotheek heb ik uitgebreid in mijn proefschrift (Jiresch 2013) besproken. In deze brieven werden overigens nauwelijks vertaalkwesties besproken, maar vooral financiële aspecten van diverse uitgaven en persoonlijke anekdotes.
Een onderwerp voor nader onderzoek zouden Meybooms vertaalstrategie en de kwaliteit van haar vertalingen kunnen zijn. Zoals Janke Klok in haar bijdrage over Greta Baars-Jelgersma opmerkt, vertonen Meybooms vertalingen van Lagerlöf nogal wat gebreken. Iets wat ook door Lagerlöf zelf en de Nederlandse schrijver Aar van de Werfhorst (geb. Pieter Gerhardus Jansen, 1907-1994) werd waargenomen (De Vrieze, 1979). Of Zweeds inderdaad Meybooms zwakste taal was, en of haar vertalingen uit het Deens en Noors van hogere kwaliteit waren, zou nader onderzoek moeten uitwijzen.

Ester Jiresch

Dit lemma is gebaseerd op eerder verschenen publicaties (vooral Jiresch 2008, 2009 en 2013).

Gebruikte literatuur

Broomans, Petra. 2001. “Hur skapas en litteraturhistorisk bild? Den nordiska litteraturens fräschhet i Nederländerna och Flandern.” In Videnskab og national opdragelse. Studier i nordisk litteraturhistorieskrivning, Del 2. Edited by Dahl, P. and T. Steinfeld, 487-541. København: Nordisk Ministerråd.

Jiresch, Ester. 2013. Im Netzwerk der Kulturvermittlung. Sechs Autorinnen und ihre Bedeutung für die Verbreitung skandinavischer Literatur und Kultur in West- und Mitteleuropa um 1900. Groningen: Barkhuis.

Jiresch, Ester. 2008. “The problem of demarcation in the investigation of literary networks. Margaretha Meyboom as a cultural ‘border crosser’.” In Gränser i nordisk litteratur. Borders in Nordic Literature. IASS XXVI 2006, edited by Clas Zilliacus, 727-735. Åbo Akademi.

Jiresch, Ester. 2009. “Margaretha Meyboom – ‘cultural transmitter’, feminist or socialist?” In From Darwin to Weil. Women as transmitters of ideas (=Studies on Cultural Transfer and Transmission 1), edited by Petra Broomans, 101-119. Groningen: Barkhuis.


1. Meyboom, L. S. P. 1868. De godsdienst der oude Noormannen. Haarlem: Kruseman.
2. Door de eeuwenlange politieke en culturele Deense hegemonie over Noorwegen was de Noorse schrijftaal aan het begin van de negentiende eeuw vrijwel identiek met het Deens. Ook de uitspraak van het Deens was uiteraard bekend bij de Noorse bevolking. Veel Noorse schrijvers, zoals Henrik Ibsen, gebruikten het Deens voor hun werken, anderen, zoals Arne Garborg, gebruikten Noorse dialecten. Jiresch, 2013, 51-52
3. In de tweede helft van de negentiende eeuw ontstonden in de Verenigde Staten en West-Europa nieuwe ideeën over landhervorming en landbouweconomie. Arbeiders zouden de productie zelf moeten overnemen om het kapitalisme tegen te gaan en een nieuwe samenleving op te bouwen. Er zouden kolonies moeten worden opgericht waarin de landarbeiders, bevrijd van loonarbeid, samenleefden in een communistische gemeenschap (Duyvendak gaat niet in detail in op hoe zij “communistisch” in deze context bedoelt). Deze ideeën waren rond de eeuwwisseling ook in Nederland populair. De leidende figuur in deze beweging was de auteur Frederik van Eeden (1860-1932), die in 1898 de kolonie Walden in Bussum stichtte. Duyvendak 2001, 333; Duyvendak 1994, 181.
4. Brandes muntte de term ‘Moderne Doorbraak’, een tijdperiode van ca. 1870-1905 in Scandinavië waarin realisme en naturalisme populair werden. Veel auteurs gaven gehoor aan Brandes’ oproep om in hun werk actuele, sociale problemen aan de kaak te stellen.
5. “Medtager kun oversættelser i bogform. Meget mangelfuldt.” Grit, Diederik. 1989. Dansk skønlitteratur i Nederland og Flandern 1731-1982. Bibliografi over oversættelser og studier. Ballerup: Bibliotekscentralens Forlag, 8.
6. Baekelmans merkt dit op in zijn overzicht van 1929. Hij noemt Meybooms bijdrage niettemin uitstekend. Zie Baekelmans, Lode. 1929. Skandinavische literatuur in vertalingen. Dietsche Warande en Belfort, 661-675.

Helaas hebben we de rechten van de beide portretten van Meyboom niet kunnen achterhalen. Inlichtingen zijn welkom op redactie[at]vertalerslexicon.nl.

Terug naar overzicht >>>

Dit bericht werd geplaatst in de categorie Vertalers vanuit het Deens, Noors, Zweeds.