Alice van Nahuys, 1894-1967

Alice van Nahuys, fotograaf onbekend (Bron: ZL. Jaargang 5 (2005-2006)

Alice van Nahuys was een vertaler van belangwekkende Duitstalige literatuur, maar zij werd vooral bekend als vooraanstaand uitgever en cultureel bemiddelaar. Zij was werkzaam voor Em. Querido’s Uitgeverij, het huis waarvan zij op een gegeven moment directeur werd en waarop zij een duidelijk stempel drukte, niet alleen wat de oorspronkelijke, maar ook wat de vertaalde literatuur betreft. Als vertaler debuteerde zij in 1920 met een werk van Arthur Schnitzler, van wie zij meerdere boeken vertaalde. In 1946 was Alice van Nahuys de eerste vertaler van Kafka’s Der Prozess. Na haar dood werd een driejaarlijkse literaire prijs naar haar vernoemd.

English>>>

Vluchteling, vertaler, uitgever
Alice van Nahuys werd in 1894 geboren in Den Helder, haar moeder overleed toen zij vier was. Met haar vader, een militair, verhuisde zij daarna naar Antwerpen om in de Eerste Wereldoorlog net als veel Belgen als vluchtelinge terug te keren naar Amsterdam. Daar ontwikkelde zij zich tot een van de belangrijkste literaire bemiddelaars van de twintigste eeuw. De uitgever Emanuel Querido (1871–1943) had haar als jong meisje werkzaam gezien in de boekhandel van de socialistische uitgeverij Ontwikkeling (de latere De Arbeiderspers) en in 1915 overgehaald voor hem te komen werken. Volgens Walter (1997: 148) had Querido, 23 jaar ouder, haar bevalligheid en talent opgemerkt en haar in zijn uitgeverij ‘gevormd, bijna als Pygmalion Galathea’. Alice van Nahuys werd al in 1929 directeur bij Querido, amper 35 jaar oud.

Bij Querido startte ze – naar eigen zeggen – ‘met het uittikken van de rekeningen’. Ze ontwikkelde zich echter snel tot meer dan een doorsnee medewerker. In 1920, ze is dan 26, volgde haar eerste vertaling, nota bene van een beroemd boek van Arthur Schnitzler; in 1924 reageert zij superieur op een stuk van de uitgever Leo Simons waarin hij vrouwelijke vertalers op de hak neemt (zie verderop in deze tekst). Bij Querido waren al in de jaren twintig de Duitse uitgaven ‘ondubbelzinnig een initiatief’ van Van Nahuys (Vogel 2003: 165). Haar expertise en vaardigheden moeten de weg hebben gebaand voor haar directeurschap, dat haar goed afging. Niet alleen van de Nederlandse literatuur maar ook van de vertaalde literatuur bepaalde zij tussen 1920 en 1967 het gezicht. In 1965 werd ze door minister Vrolijk benoemd tot ridder in de orde van Oranje-Nassau, voor haar verdiensten voor de uitgeverij, in het bijzonder ook voor het bieden van publicatiemogelijkheden in de jaren 1933–1940 aan uit nazi-Duitsland gevluchte schrijvers. Er werd bij haar aangedrongen op het schrijven van memoires, maar daar is het nooit van gekomen. In 1967, op 2 februari, overleed ze in St. Moritz, volkomen onverwacht, aldus de rouwadvertentie, ondertekend door haar echtgenoot Fred von Eugen en kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen. De crematieplechtigheid (‘na aankomst van de trein te 14.58 uur, halte Driehuis-Westerveld’) vond onder grote belangstelling plaats op Westerveld en ‘in haar geest’ werden geen officiële toespraken gehouden. Het huis Querido stelde in datzelfde jaar een Alice van Nahuys-prijs in (voor debuterende schrijvers), die drie keer uitgereikt werd. De vele wissels die zij omzette in de carrières van talloze schrijvers en vertalers, zijn zo uitzonderlijk dat haar een plaats in het centrum van het literaire bestel toekomt.

Alice van Nahuys moet een intrigerende vrouw zijn geweest, getuige de sporadische uitspraken over haar van mensen die haar gekend hebben. Hella Haasse, in zekere zin ontdekt door Van Nahuys (volgens Sötemann 1990: 108), noemt haar in een bewogen en superieur in memoriam een vrouw vol tact, discretie en hartstocht, iemand ‘met groot begrip voor het proces van het schrijven, met een groot zakelijk talent, fel betrokken bij eigentijdse mensen, gebeurtenissen en verschijnselen’ (Haasse 1967). Klaus Mann spreekt in Der Wendepunkt (1952) over haar als de ‘zeer intelligente, overigens ook zeer aantrekkelijke, medewerkster’ van Emanuel Querido, terwijl zij nota bene diens mededirecteur was. Haasse en Mann waren auteurs die haar daadwerkelijk meegemaakt hebben. Dat was niet het geval bij Hans Vogel (1948-1999), die haar een ‘eigenzinnige redactrice’ noemt (Vogel 2000: 102). De beeldvorming rond Alice van Nahuys is moeilijk volledig te reconstrueren, maar veel wijst erop dat zij een imponerende persoonlijkheid had maar ook vaak lastig gevonden werd. Opvallend negatief beschrijft Hans-Albert Walter haar in haar verhouding tot Fritz Landhoff, met wie zij de verantwoordelijkheid deelde voor het Duitse fonds van Querido (de zogenaamde Querido Verlag, die in de periode 1933–1950 vanuit Amsterdam ook Duitstalige literatuur uitgaf): zij heet dan ‘energisch’, ‘eminent ehrgeizig’ – energiek op het fanatieke af, buitengewoon ambitieus en ‘niet in staat om zich neer te leggen bij de superioriteit van de nieuwe man, bij zijn wereldwijsheid en zijn vertrouwde omgang met alle beroemdheden die zij zelf nooit te zien had gekregen’ (Walter 1997: 149). Vogel (2003: 165) schetst het volgende beeld: “Toen Fritz Landshoff in 1933 naar Amsterdam kwam, zag hij Alice van Nahuys als volgt. Ze was lang, elegant, knap, energiek, zeer belezen, en beheerste vloeiend vier talen (Nederlands, Frans, Engels en Duits).”

Dat de relatie met mededirecteur Querido gevoelig lag blijkt uit het feit dat hij haar ontslaat als zij (in april 1937) in het huwelijk treedt met zijn vertegenwoordiger Fred von Eugen, kort daarop directeur van de Amsterdamsche Boek- en Courantmaatschappij. Overigens woonde Alice van Nahuys vanaf 1929 bij het echtpaar Querido in huis in Laren, de band was dus wel zeer nauw. Hoe groot de consternatie was blijkt wellicht uit het feit dat Van Nahuys haar ontslag in de krant publiek maakt: ‘Mevrouw Alice van Nahuys verzocht ons mede te deelen dat zij geen deel meer uitmaakt van de directie van Em. Querido’s Uitgevers Maatschappij te Amsterdam’ (in het Algemeen Handelsblad van 27 maart 1937). Maar na enige tijd nam zij haar werk bij Querido weer op. In de eerste jaren van de Tweede Wereldoorlog treden Van Nahuys en Querido onder druk van de bezetter terug uit de directie, er komt een nationaalsocialistische ‘Verwalter’; in 1943 worden Querido en zijn vrouw gedeporteerd en in Sobibor vermoord. In 1946 treedt Alice van Nahuys weer aan en staat zij aan het begin van een nieuwe bloeiperiode in de uitgeverij. In 1947 publiceert zij een van haar belangrijkste vertalingen: Het proces van Franz Kafka, overduidelijk een product van de oorlogsjaren.

Haar vertaaloeuvre
Van Nahuys vertaalde dus niet de geringste boeken. Hella Haasse, die veel overzag en daar uitmuntend over schreef, heeft dat in ieder geval onderkend. R. Boltendal, die haar enorm stimulerende invloed op verschillende auteurs aanstipt en doorverwijst naar Sötemanns geschiedenis van de uitgeverij, merkt alleen terloops op dat zij voor en na de oorlog diverse boeken heeft vertaald (Boltendal 1965: 83). Een van haar belangrijke verdiensten is dat ze van het idealistische, socialistisch angehauchte en zeer gevarieerde fonds ‘steeds meer een typisch literair fonds’ heeft gemaakt (idem: 92). Het grote accent op zowel de Duitse literatuur als die van vrouwen moet op het conto van Alice van Nahuys worden geschreven. Maar alleen al om het aandeel vertalingen dat zij als uitgever vanaf 1934 opnam in de Salamanderreeks – de eerste Nederlandstalige pocketboekreeks –, is zij een vooraanstaande plaats in de Nederlandse geschiedenis van het vertalen waard. Zij profileerde de uitgeverij steeds weer door de selectie van nieuwe auteurs, ook buitenlandse. Daarnaast vond zij tijd om zelf te vertalen.

Van Alice van Nahuys zijn 39 boekvertalingen in kaart te brengen. Daarvan werden er 33 vervaardigd in de jaren twintig (1920–1931). Het zijn vertalingen uit het Duits, een enkel boek uit het Deens (vermoedelijk via het Duits) of uit het Frans. Ze publiceerde bij vier uitgevers, haar productie was met name in de jaren 1923 tot 1925 zeer hoog. Er zijn fraai verzorgde reisverslagen bij, de opvallendste naam – vanuit onze huidige kijk op de canon – is die van Arthur Schnitzler. De andere Duitse auteurs hadden destijds een grote naam, maar zijn intussen minder bekend. Te noemen zijn Georg Hermann, Felix Salten en Leonhard Frank. Schnitzler, dan al beroemd in Nederland maar vooral als toneelschrijver, markeert het begin van haar vertaalcarrière. Alice van Nahuys debuteerde met Casanova’s terugkeer (1920) en zou daarna nog zes vertalingen van hem publiceren, waaronder Else (1926) en het beroemde Carnaval (de Nederlandse titel van de befaamde Traumnovelle, dat vanaf 1964 in de Salamanderreeks verscheen als Demasqué). De vertaling van Else lokt een rel uit als het boek uit de etalage van een boekhandel in Steenwijk wordt gehaald vanwege een al te prikkelend omslag. Een ander omstreden boek is dat van Karin Michaelis, dat het verhaal vertelt van een vrouw met drie mannen. De boeken passen in het vooruitstrevende fonds van de uitgevers voor wie ze werkt. Het directeurschap zorgde blijkbaar voor een breuk in haar vertaalproductie, vanaf 1931 komt er nog slechts een handjevol vertalingen bij. Maar nu zijn het wel stuk voor stuk bijzondere boeken: in 1937 Thomas Manns Bekentenissen van den oplichter Felix Krull (aangekondigd als Bekentenissen van den opschepper Felix Krull); in 1939 Irmgard Keuns Kind zonder land en in 1947 Franz Kafka’s Het proces. Dit laatste boek verscheen bij de nieuwe uitgeverij van haar man, de Amsterdamse Boek- en Courantmij, maar ook al snel als Salamander bij Querido (1953). Van Mann vertaalde ze al eerder een korte tekst in 1928 en tevens de tweede, nieuwe en uitgebreide versie van Felix Krull in 1955. Juist door deze vertalingen wordt haar oeuvre van grote betekenis, zodat de laatste zinnen ervan de moeite van het citeren waard zijn: ‘“Holè! Heho! Ahé!” riep zij met machtig gejuich. Een wervelstorm van primitieve krachten droeg mij het rijk der gelukzaligheid binnen. En hoog, heftiger dan bij het Iberische spel-des-bloeds zag ik onder mijn gloeiende liefkozingen de koninklijke boezem golven” (Mann 1955: 342).

De reacties op haar vertaalwerk
In haar beginjaren ontving Alice van Nahuys enige kritiek op haar vertalingen. Zo schrijft Ida Haakman in Den Gulden Winckel in 1922 (jg. 21, 172–173): “Wat mag Alice van Nahuys hebben bewogen juist dit troebele, onaantrekkelijke werk [De groote biecht van de Deense schrijfster Karin Michaelis, TN] te vertalen? Groote zorg heeft zij niet aan haar taak besteed. Getuige slechts enkele voorbeelden van Hollandsch, dat niet door den beugel kan.” De voorbeelden die de critica geeft, zijn niet allemaal overtuigend, of vanuit een huidig perspectief moeilijk in te schatten. Ze hebben duidelijk te maken met de afkeer die de recensente van het boek van Karin Michaelis heeft. Een beperkte peiling van reacties op haar vertalingen in één jaar levert dit op: in Het Volk (12 november 1930) wordt een vertaling van haar hand (Latzko, Zeven dagen) ‘voortreffelijk’ genoemd; A.M. de Jong prijst een vertaling van Georg Hermann (De dromen van Ellen Stein) aan als ‘uitstekend’ (31 december 1930); in Het Vaderland (van 22 maart 1930) wordt ze aangepakt als ze in Schnitzlers Therese ‘von Alfred losgesagt’ vertaald blijkt te hebben met ‘van Alfred losgezaagd’. De algehele tendens is echter positief. Haar Keunvertaling wordt in De Gooi- en Eemlander (9 juni 1939) ‘vaardig en goed van woordenrijkdom’ genoemd. Als Thomas Mann in 1955 naar Nederland komt, is zij degene die hem op Schiphol verwelkomt. Het Vrije Volk vindt het zelfs belangrijk te vermelden dat zij ‘Mevrouw Alice van Nahuys, vertaalster van Manns boek “De bekentenissen van de oplichter Felix Krull” (…) de grote schrijver naar zijn hotel’ begeleidt (1 juli 1955). Ter Braak prijst in 1938 haar Mannvertaling: ‘De vertaling is verzorgd door Alice van Nahuys. Zij had geen gemakkelijke taak, want het proza van Thomas Mann “luistert” zeer nauwkeurig; de vele schakeeringen tusschen deftigheid en humor, die een slechte vertaling meestal niet weet te treffen, zijn de essentie van dezen stijl. De vertaling van mevr. Van Nahuys heeft echter stellig qualiteiten, ook als vertaling van Thomas Mann, al zou men zoo nu en dan een ander Nederlandsen aequivalent gewenscht hebben; zij geeft een zeer goed denkbeeld van het origineel. Dat, nu de naam Thomas Mann eenmaal in de reeks vertegenwoordigd is, andere werken van zijn hand mogen volgen! Zij zijn salamanders, die tegen het vuur van den tijd ruimschoots bestand zijn.'” (In Het Vaderland, 1938) Wijlen Mulisch las Krull in haar vertaling, die hij ‘bewonderenswaardig’ noemde (Het Parool, 24 december 1955).
Ongetwijfeld heeft Alice van Nahuys zich met haar deskundigheden – literaire sensibiliteit, inzicht in stijlen, inzicht in vertalen – als uitgever en redacteur vaak gebogen over de vertalingen van anderen. Dat is voor een deel vervlogen in de geschiedenis, maar hier en daar zal er in haar brieven nog iets van te zien zijn. Een glimp is zichtbaar in de discussie over de vertaling van Hubert Lampo van Francoise Sagans Bonjour Tristesse, een boek dat Querido graag wilde uitgeven. Een deel van de onderhandelingen met Angèle Manteau, die het boek had uitgegeven, betrof de kwaliteit van de vertaling, die blijkbaar verbetering behoefde. Alice van Nahuys begeleidde haar eigen werk niet met essays of verantwoordingen. Wel hield ze in 1930 De Groene Amsterdammer korte tijd een rubriek bij over ‘Nieuwe Duitsche boeken’; dat versterkt het idee dat zij zich in de eerste fase van haar vertalerschap als ambassadrice van het Duitse boek beschouwde.
Voor haar vertaalpoëtica van belang is een stuk dat zij publiceerde in Leven en werken. Maandblad voor meisjes & jonge vrouwen. Het is een opvallende reactie van haar op een stuk van Leo Simons, de vooraanstaande uitgever van de Wereldbibliotheek. Simons betrekt positie in een actueel debat over slechte vertalingen dat in 1924 gevoerd werd in de Nieuwe Rotterdamsche Courant en in Morks Magazijn. Er werd flink geklaagd over ‘minderwaardige vertalingen’, bijvoorbeeld toen de heer A.G. van Kranendonk de Engelse vertaling van een roman van Herman Robbers (Roman van een gezin) bekritiseerde. Op hetzelfde moment beklaagde de heer Robertus Nurks jr. zich in Morks Magazijn over belabberde vertalingen: Nurks viel vooral over germanismen, in de Courant struikelde men over anglicismen (‘nachtmerriewoorden’). Een (niet ondertekend) stuk van 22 maart 1924 besluit met de volgende zin: “Had de vertaler (vertaalster? Men zegt dat vrouwen ruimer van geweten zijn dan mannen) nonsens geroken, dan had hij misschien (zeker is het niet) zijn woordenboek geraadpleegd.” Simons neemt de handschoen op en spreekt daarop over vertalers als knoeiers, maar toch vooral: knoeisters. Dat liet Alice van Nahuys, dertig jaar oud, zich niet zeggen en ze schreef een reactie die veel zegt over haar geweten als vertaler en als vrouw. In het maandblad Leven en werken schreef zij in 1924 “Iets over vertalen”, een belangrijke tekst die in 2013 door het tijdschrift Filter opnieuw gepubliceerd werd. Daarin stelt zij dat een vertaling moet voorkomen ‘uit de ontroering bij de lezing gewekt’ en dat het geen ‘vlotte, liever zou ik zeggen “gelikte”’ vertaling moet zijn:

“Een vertaalster moet de taal, waaruit zij vertaalt, natuurlijk deugdelijk kennen, maar voorál moet zij de taal, waarin zij overbrengt, volkomen meester zijn. Zij moet het werk, dat zij wil vertalen, geheel en al begrijpen en voelen. Zij moet over een grote mate van distinctie beschikken voor de kunstenaar en het kunstwerk, want ze mag het werk in geen enkel opzicht aanranden of verfraaien; ze mag geen enkele correctie aanbrengen, geen fout weglaten; geen valse beelden omzetten; geen gewrongen stijl lopend maken; ze mag geen moeilijkheden omzeilen. Gebruikt de schrijver tweemaal achter elkaar hetzelfde woord, zij mag er geen ander voor zoeken, geen slordigheid mag ze verbloemen. Ze moet zichzelf volkomen wegcijferen, zich geheel in de gevoelssfeer en gedachtewereld van het werk en de schepper inleven en er enkel op bedacht zijn zijn ritme en stijl van het werk over te brengen in de eigen taal, het werk dus te herscheppen. Maar, de vertaling moet toch zó worden, dat niemand bij lezing aan een vertaling denkt.”

Ondanks haar betekenis voor het Nederlandse literaire bestel, is er over Alice van Nahuys nog weinig geschreven; een biografie is niet in voorbereiding. Er bestaan verschillende hiaten in de informatie over haar leven. Zo is het bijvoorbeeld nog onbekend welke opleiding ze heeft genoten, hoe ze Duits heeft geleerd en wat haar precieze binding met Duitsland was.
De correspondenties met verschillende auteurs moeten nog worden onderzocht. Als uitgever gaat de aandacht vooral uit naar Emanuel Querido. Over haar vertalerschap is nauwelijks geschreven.

Ton Naaijkens schreef eerder over Alice van Nahuys voor het tijdschrift Filter, zie hier voor het portret “Een grote, gesoigneerde vrouw”.

Ton Naaijkens


Gebruikte literatuur

Boltendal, R. 1965. Boekmakers. Portretten van uitgevers. Amsterdam: Moussault.Haasse, Hella. 1967. “In memoriam Alice von Eugen-Nahuys”, De UitgeverMaandblad van de Nederlandse Uitgeversbond, 47:3, p. 86–87.Naaijkens, Ton. 2012. “Der Literaturübersetzer. Sein Profil im Spannungsfeld von Literatur- und Übersetzungsgeschichte. Die Orchestrierung des Joseph Roth als Beispiel”, in: Jahrbuch Deutsch als Fremdsprache, 38. München: Iudicum, p. 143–156.

Naaijkens, Ton. 2013. “Een grote, gesoigneerde vrouw. Alice van Nahuys als vertaler”, in: Filter, tijdschrift over vertalen, jg. 20, nr. 4, p. 36-43.

Nahuys, Alice van. 1924. “Iets over vertalen”, Leven en werken. Maandblad voor meisjes & vrouwen [onder leiding van E.C. Knappert en Annie Salomons, Mij. v. Goede en Goedkoope Lectuur Amsterdam], afl. 5, rubriek Onze Tribune, p. 366–367.

Nahuys, Alice van. 1955. “Woord vooraf”, in: A. Querido, Anthonie Donker & Th. Wink, Emanuel Querido. De mens/de schrijver/de uitgever. Amsterdam: Querido’s Uitgeversmij.Sötemann, A.L. 1990. Querido van 1915–1990. Een uitgeverij. Amsterdam: Querido.

Vogel, Hans. 2000. Wacht maar tot ik dood ben. Annie M.G. Schmidt: haar leven en werk voor theater, radio en tv. Amsterdam: Nederlands Theaterinstituut.

Vogel, Marianne. 2003. “11 april 1936. De Duitse schrijver Irmgard Keun ondertekent een contract met uitgeverij Allert de Lange”, in: Rosemarie Buikema & Maaike Meijer, Cultuur en migratie in Nederland. Kunsten in beweging 1900–1980. Den Haag: Sdu Uitgevers, p. 159–174.

Walter, Hans-Albert. 1997. Fritz H. Landshoff und der Querido Verlag 1933–1950. Sonderheft Marbacher Magazin, 78.

Terug naar overzicht >>>

Dit bericht werd geplaatst in de categorie Vertalers vanuit het Duits.