
Dien Logeman-Van der Willigen maakte deel uit van een groep cultuurbemiddelaars die rond 1900 actief was in het Nederlandstalig gebied. Samen met haar echtgenoot Henri Logeman, Marie Belpaire en Margaretha Meyboom vormde ze de redactie van twee tijdschriften met als doel de Scandinavische taal, cultuur en literatuur te promoten: Scandia en Scandinavië-Nederland. Logeman-Van der Willigen was als vertaalster de productiefste van de drie vrouwen. Ze vertaalde 129 werken uit het Noors, Deens, Zweeds en ook uit het Fins, onder meer de Deense auteur Herman Bang, de Zweed Verner von Heidenstam en de Finse schrijver Johannes Linnankoski. Verder schreef ze verschillende artikelen over Scandinavische literatuur, waaronder de Finse en Zweedstalige Finse literatuur.

Dien Logeman-Van der Willigen en haar echtgenoot
Levensloop
Dina (Dien) Samuela Logeman-Van der Willigen werd op 18 juni 1864 in Deventer geboren. Haar ouders waren Volkert Simon Maarten van der Willigen (1822-1878) en Susanna Antonietta van der Hell (1831-1895). Haar vader was in die stad sinds 1848 hoogleraar in de wis- en natuurkunde en wijsbegeerte aan het Athenaeum Illustre; na de opheffing ervan in 1864 werd hij benoemd tot conservator van het Physisch Kabinet van het Teylers Museum waarna het gezin in 1867 naar Haarlem verhuisde, waar Van der Willigen tot haar huwelijk in 1889 bleef wonen. Met haar echtgenoot Hendrik (Henri) Logeman vestigde ze zich in Gent, waar Logeman sinds 1888 werkzaam was bij de Faculteit Wijsbegeerte aan de Universiteit Gent.1
Nadat haar broer Carel Maximiliaan (‘Charles’) van der Willigen (1876-1951) met de Deense Karen Ravn was getrouwd, maakte het echtpaar Logeman in 1899 zijn eerste reis naar Denemarken. Dit eerste bezoek zou het startpunt worden voor het werk van Dien Logeman-Van der Willigen als vertaler van Scandinavische literatuur. Vanaf dat moment kwamen de Logemans vaak naar Scandinavië, diep onder de indruk van zowel de literatuur als het landschap. Logeman-Van der Willigen had altijd al interesse voor talen gehad en op volwassen leeftijd leerde ze Deens om het sprookje van Andersen in het origineel te kunnen lezen. In 1902, op 38-jarige leeftijd, begon Logeman-Van der Willigen met vertalen en in hetzelfde jaar kwam haar eerste vertaling uit: Inga Heine van de Deense schrijfster Jenny Blicher-Clausen (1865-1907). In de 24 jaar dat ze als vertaler actief was, verschenen er 129 boekvertalingen van haar hand.2
Daarnaast vertaalde ze verschillende fragmenten uit Scandinavische werken die in tijdschriften zoals Scandia en Dietsche Warande en Belfort verschenen.
Daarnaast schreef Logeman-Van der Willigen artikelen over Scandinavische literatuur. Aan Finland wijdde ze later eveneens een aantal artikelen. Ze maakte veel reizen naar Scandinavië en verkocht de reisverhalen die ze maakte aan tijdschriften zoals Dietsche Warande en Belfort, Onze Eeuw, De Lelie, Vrouwenleven en De Vlaamsche Gids.
Logeman-Van der Willigen bouwde door die vele reizen en haar professionele contacten een groot netwerk op. Er ontstonden tal van goede vriendschappen tussen de Logemans en Scandinavische auteurs, onder meer met Johannes Jørgensen (1866-1956) en Ellen Key (1849-1926).
In het Nederlandstalige gebied sloot ze vriendschap met Marie Belpaire (1853-1948), die ook in Gent woonde, en met Margaretha Meyboom (1956-1927). Belpaire gaf Logeman-Van der Willigen opdrachten voor artikelen in het tijdschrift Dietsche Warande en Belfort en stelde haar Scandinavische boeken ter vertaling voor. Met Margaretha Meyboom werkte ze samen als redactielid van de tijdschriften Scandia en Scandinavië-Nederland.
Met de Eerste Wereldoorlog brak een moeilijke tijd aan voor de Logemans. De Duitsers waren de Logemans niet gunstig gezind omdat Johannes Jørgensen, die in zijn werken nadrukkelijk stelling nam tegen de oorlog, vaak bij hen te gast was. Toen Henri Logeman uiteindelijk weigerde trouw te zweren aan Duitsland, moesten ze België verlaten en verhuisden naar Den Haag. Logeman verbleef vervolgens lange tijd in een sanatorium in Nijmegen vanwege een depressie. Zijn vrouw bleef in Den Haag tot ze in 1919 konden terugkeren naar Gent. Over wat Logeman-Van der Willigen precies deed tijdens de oorlog in zowel België als Nederland is weinig bekend. Een Deens artikel over haar uit 1924 vermeldt weliswaar vrijwilligerswerk in een ziekenhuis en prijst haar behulpzaamheid en doorzettingsvermogen, maar er staat niets over de plaatsen waar Logeman-Van der Willigen werkte.3
Ook over de periode voor en na de oorlog is er weinig bekend over eventuele andere activiteiten van Logeman-Van der Willigen, afgezien van haar literaire werk en haar reizen.
In 1925 reisde Logeman-Van der Willigen voor de laatste keer, naar Finland: na haar terugkeer werd ze ernstig ziek. Uiteindelijk stierf ze op 30 oktober 1925 aan een longontsteking.
Vertaaloeuvre en literatuurkritiek
Het vertaaloeuvre van Logeman-Van der Willigen is bijzonder divers, zowel wat betreft brontalen als de genres die ze vertaalde. Ze vertaalde voornamelijk contemporaine Scandinavische auteurs en er valt geen duidelijke lijn te zien in de genres.
De eerste gepubliceerde boekvertaling van Logeman-Van der Willigen was zoals gezegd een roman uit het Deens, Inga Heine. Circa de helft van haar vertaaloeuvre bestaat uit Deense werken, verdeeld over twintig verschillende auteurs. Namen als Ingeborg Maria Sick (1858-1951), Herman Bang (1857-1912) en Johannes Jørgensen (1866-1956) springen hierbij in het oog.
Na het Deens was het Noors de taal waaruit ze veel vertaalde (34 titels, van respectievelijk veertien auteurs), onder andere werk van Barbra Ring (1870-1955), Johan Bojer (1872-1952) en Bjørnstjerne Bjørnson (1832-1910).
Uit het Zweeds vertaalde Logeman-Van der Willigen 21 titels van vijftien Zweedse auteurs, waaronder Ellen Key (1849-1926), Verner von Heidenstam (1859-1940) en Anna Lenah Maria Elgström (1884-1968).
Van Finse auteurs vertaalde Logeman-Van der Willigen acht werken van zes auteurs.4
Dit waren vertalingen uit zowel het Fins als het Zweeds, beide officiële talen in het land. Zo vertaalde Logeman-Van der Willigen geschriften van de Fins-Zweedse familie Söderhjelm: Werner (1859-1931), Torsten (1880-1908) en Henning Söderhjelm (1888-1967) en Ester Ståhlberg (1870-1950). Daarnaast vertaalde ze drie Finstalige werken van Juhani Aho en één werk van Johannes Linnankoski (pseudoniem van Vihtori Pelvonen, 1869-1913). De vraag of Logeman-Van der Willigen daadwerkelijk uit het Fins vertaalde of een tussentaal gebruikte, blijft tot op heden onbeantwoord. Aan Belpaire schrijft ze:
Ik heb juist een boek uit van Juhani Aho, den Fin. Johan. Meesterlijk zoo als al wat hij schrijft, misschien waag ik nog een poging om dat ook aan den man te brengen. Mijn werklust en werkkracht is grooter dan ooit. Ik studeer heel ijverig Finsch en moet het deze winter onder de knie hebben, niet alleen om het genot maar, de glorie en het bewustzijn, dat ik nog tot werken in staat ben, maar ook om mijn inkomsten te verhogen. Ik heb heel hard geld nodig en ik moet met alles zoo oppassen, omdat ik in alles word nagegaan en bewaakt door mijn zwager (zakenman, bankier) en mijn eigen gemaal!5
Hoewel Logeman-Van der Willigen in deze brief meldt dat ze ‘ijverig Fins studeert’ om in de nabije toekomst nog meer te kunnen vertalen, is er verder niets bekend over haar kennis van het Fins. Het lijkt daarom aannemelijk dat zij de Finse werken met behulp van de Zweedse vertalingen in het Nederlands heeft vertaald. Het is in ieder geval een feit dat de Zweedse vertalingen al enige tijd eerder waren verschenen en dat de brief stamt uit de tijd na haar vertalingen van de Finse werken.
In deze brief schemert ook een motief om te vertalen door: ze wilde uit het Fins kunnen vertalen om meer geld te verdienen. Het is een van de terugkerende thema’s in haar brieven. Ook haar afhankelijkheid van haar echtgenoot en zwager, die haar financieel zouden controleren, zat haar dwars. Broomans (2002) en Lahousse (2003) benadrukken de rol van Logeman-Van der Willigen als zelfverzekerde zakenvrouw. Ze vond zelf dat haar artikelen kwaliteit hadden en dat ze daarom een navenante vergoeding verdiende.
De brief zou erop kunnen wijzen dat Logeman-Van der Willigen vooral vertaalde vanuit financiële motieven, maar uit haar artikelen komt een ander beeld naar voren. Zo ging haar interesse voor Finland duidelijk verder dan alleen het vertalen van Finse literatuur voor het geld. Ze schreef ook over politiek en geschiedenis, waarvan onder andere haar monografie Over Finland (1925) een voorbeeld is. Dit boekje, dat als pionierswerk kan worden gezien, omvat een historisch overzicht, hoofdstukken over maatschappij, natuur, economie, wetenschap en kunst in Finland. Dat Logeman-Van der Willigen een van de eerste cultuurbemiddelaars tussen Finland en het Nederlandstalige gebied was, bevestigt ook de Finno-Oegrist Adriaan van der Hoeven.6
Ditzelfde patroon geldt voor de rest van haar vertaaloeuvre. Ook daarin komt daar geen duidelijk beeld van haar persoonlijke kijk op de Scandinavische literatuur en cultuur naar voren. De werken en auteurs die ze vertaalde, kwamen uit een grote verscheidenheid aan literaire stromingen en tijdperken en lijken eerder het resultaat te zijn geweest van economische overwegingen dan van persoonlijke voorkeuren, in tegenstelling tot wat het geval was bij haar collega’s Meyboom en Belpaire.
Neem je daarentegen haar artikelen onder de loep, dan zie je waar Logeman-Van der Willigen bijzonder enthousiast over was en welke auteurs en literaire aspecten ze met veel enthousiasme bemiddelde.
Favoriete auteurs Jørgensen en Bang
Haar journalistieke oeuvre bestaat uit reisverslagen, auteursportretten en literaire en culturele bijdragen. Lahousse (2003) telde in totaal 48 artikelen in vijftien tijdschriften.
Logeman-Van der Willigen wijdde enkele artikelen aan individuele auteurs, waarbij Johannes Jørgensen en Herman Bang ongetwijfeld haar favorieten waren. Naast zeven vertalingen publiceerde Logeman-Van der Willigen in totaal vier artikelen over Bang. Haar aanpak was hierbij vergelijkbaar met die van Meyboom en Belpaire, in die zin dat ze de werken van Bang in chronologische volgorde besprak en telkens lange passages uit de Nederlandse versies citeerde. Logeman-Van der Willigen prees de auteur vanwege zijn complexiteit en zijn aandacht voor detail:
In het kleine zag hij het groote, en hij hoorde zooveel waarvoor anderen doof bleven. Hij bepaalde zich niet tot een zekeren kring, hij haalde zijn motieven overal vandaan, uit alle klassen der maatschappij. Zijn horizont was oneindig uitgestrekt, zijn motieven zijn de meest uiteenlopende. Hij heeft nooit een bepaald genre beoefend.7
In haar artikelen verschafte ze inzicht in het leven van Bang en veel van zijn autobiografisch geïnspireerde geschriften. Zijn melancholie, zijn (negatieve) geloof in het lot en zijn fraaie beschrijvingen van vrouwen uit alle klassen, zoals in Fædra (1883) en Tine (1889), vond ze typerend:
De snaren, die het gevoelsleven der vrouw doen trillen, vonden weerklank in het gemoed van Herman Bang, daarom begreep hij de vrouw zo goed en wordt hij wederkerig zoo goed door haar begrepen. De vrouwen, die hij weergeeft, munten niet uit door bepaalde karaktertrekken, zij verzetten zich niet tegen het noodlot. Als zij het noodlot op haar weg ontmoeten, buigen zij het hoofd en vervolgen haar gang. Zij schikken zich er in, overtuigd dat ieder tegenstrijden onvruchtbaar is. Vrijheid van wil is voor hen een mythe. Zij doen hun plicht, vaak met een lach om den mond en opgewekt oog, terwijl het hart weent en de ziel dorst.8
Het duistere en droevige van zijn werken schreef ze vooral toe aan zijn zwakke constitutie. Over de moeilijkheden die hij in de maatschappij ondervond vanwege zijn homoseksualiteit repte ze daarentegen met geen woord, hoewel het aannemelijk is dat ze hiervan wel op de hoogte was: Bangs seksuele voorkeur was algemeen bekend in Denemarken.
De tweede favoriet van Logeman-Van der Willigen was Jørgensen. Ze vertaalde acht van zijn werken en prees hem in veel van haar brieven aan Belpaire. Uit haar beschrijving van Jørgensens leven en werk komt naar voren dat ze hem als auteur nog veel hoger aansloeg dan Bang. Zijn gedichten, hoe weemoedig en droevig ze haar ook voorkwamen, beschreef Logeman-Van der Willigen als ontroerend en diep doorvoeld. Maar hij maakte niet alleen als dichter indruk op de Nederlandse:
Maar al is Jörgensen ook nog zulk een fijn dichter, in de eerste plaats is hij een boeiend verteller. En dat hij veel te vertellen heeft, bewijst de lange rij van werken die hij reeds heeft uitgegeven. (…) Want het is bekend geworden in Noord en Zuid, in Oost en West, dat wat Jörgensen te zeggen heeft, iets bijzonders is, dat zijn ziel trilt in al wat hij ons afstaat.9
Ze was vooral onder de indruk van zijn reisboeken en heiligenlegenden, zoals bijvoorbeeld zijn werk over de Heilige Franciscus van Assisi, dat ze het levenswerk van Jørgensen noemde.
Beeld van de Scandinavische literatuur
Uit Logeman-Van der Willigens artikelen spreekt ook haar beeld van de literatuur en cultuur van Scandinavië. Zo behandelt ze in haar artikel ‘Jongere krachten in de Moderne Noorsche literatuur’ (1908) een aantal opkomende, jonge schrijvers die ze als opvolgers van Ibsen en Bjørnson beschouwt en noemt onder anderen Hilda en Arne Garborg en Knut Hamsun.10
Maar ze begint haar artikel met beschrijvingen van het Noorse volkskarakter, de gebruiken en de natuur. De Noren, dat zijn bij Logeman-Van der Willigen ‘boeren’, ‘vissers’, ‘zeelieden’ en ‘Lappen’ (nu Sami). Ze beschrijft het Noorse volk daarmee veel gedifferentieerder dan bijvoorbeeld Belpaire. Het feit dat de inheemse bevolking van Noorwegen überhaupt tien keer genoemd wordt, was in haar tijd opmerkelijk.
Logeman-Van der Willigen is ook minder genegen andere contemporaine stereotypische beschouwingen over Scandinavische literatuur te volgen en beschrijft de auteurs eerder als ‘eenzaam’ en ‘harde strijders’, in plaats van met vaak gebruikte termen als ‘eenvoudig’, ‘jong’ en ‘gezond’. Ze schrijft:
(…) de Noren zijn ernstig van natuur, somber, traag – allemaal waar, maar wie ze heeft zien dansen weet ook dat ze oor hebben voor muziek en kadans en oog voor sierlijke bewegingen. En last not least een hart dat graag geniet, en mond die gaarne lacht, een tong die graag schertst.
De voor Logeman-Van der Willigen typische eigenschappen van de Noren moeten volgens haar tegen de achtergrond van de natuur worden gezien. Wat in veel van haar reisverslagen naar voren komt, wordt ook in dit literair-kritische werk meer dan duidelijk: Noorwegen is voor Logeman-Van der Willigen vooral natuur. En deze natuur is niet zoals bij Belpaire een vredige, gezonde oorsprong van het leven, maar zowel landschap en stilte, als een enorme kracht en reële bedreiging die het leven van de mens bepaalt.
Een laatste onderwerp in haar artikel gaat terug op haar belangstelling voor volksdansen en klederdracht, die ze met haar man deelde. Een persoonlijke herinnering van het echtpaar aan een dansavond besloot de literaire en culturele excursie:
Er werden liederen in de ‘Landsmaal’ gezongen – toen werden er nationale dansen gedanst en vooral zogenaamde ‘Ringdans’. De avond is onvergetelijk. Later als de stilte in de eenzame streken, die we bezochten, me al te pijnlijk werd haalde ik me de herinnering voor den geest. O, mooi Noorwegen! Ernstig, somber Noorwegen! O, heerlijke, dansende, blozende Noorsche jeugd!
Logeman-Van der Willigen was niet erg consistent in de manier waarop ze literatuur beschreef. Ze bezigde kwalificerende termen als ‘realistisch’, ‘levendig’, ‘krachtig’, ‘psychologisch’, ‘passievol’, ‘simpliciteit’, maar ook ‘geestig’, ‘ondeugend’ en ‘mystiek’. Tegen de verwachting in kreeg het thema ‘religie en geloof’ slechts een perifeer plekje toebedeeld. Ondanks Logeman-Van der Willigens grote belangstelling voor de religieus geïnspireerde werken van Jørgensen, haar vriendschappelijke band met de gelovige Belpaire en haar liefde voor het leven in het katholieke Vlaanderen, komen er in deze tekst slechts enkele opmerkingen over religie voor.
De waardering van Logeman-Van der Willigen als vertaler
Aangenomen mag worden dat Logeman-Van der Willigen veel routine had in het vertalen en waarschijnlijk kon rekenen op de hulp van haar man voor een kritische blik (Lahousse 2003). De talrijke In Memoria die na haar dood werden geschreven, getuigen van haar populariteit en de waardering voor haar werk.
Ook het meer persoonlijke In memoriam van Belpaire was lovend:
Zij bracht telkens iets mee van de frissche Noorderlucht, die zij zelf zo gaarne inademde. Zij was wakker als de bries die over verre zeeën waait. (…) Ongemeen vlug, arbeidzaam en schrander was deze kleine vrouw.11
Logeman-Van der Willigen ontving enkele officiële onderscheidingen: zo werd zij door de Finse regering benoemd tot Ridder in de Orde van de Witte Roos voor haar inspanningen om Finland en de Finse literatuur te promoten en tot Ridder in de Orde van Leopold II van België, daarnaast kreeg zij de Deense koninklijke onderscheiding Medaille Ingenio et art.
Verder onderzoek is gewenst naar Logeman-Van der Willigens andere activiteiten, zoals haar weldadigheidswerk of haar visie op het geloof.
Ester Jiresch en Petra Broomans
Met dank aan de UB Gent voor het ter beschikking stellen van het portret bovenaan dit artikel, en de twee zwart-gekaderde portretten. Universiteitsbibliotheek Gent, BHSL.HS.III.0118/2.
Gebruikte literatuur
Belpaire, M.E. 1925. “In Memorium Mevr. Logeman-van der Willigen.” DWB (1925/3), 949-950. [949]
Broomans, Petra. 2002. “Vertalingen waar haast bij is, boeken die gerecenseerd moeten worden” Dien Logeman-van der Willigen (1864-1925), Themanummer Isabelle Desmidt (red.), “De overzet. Een bundel over vertalen”, in: Spiegel Historiael, 42 (2002), pp. 47-65.
Broomans, Petra. 2001. ‘Hur skapas en litteraturhistorisk bild? Den nordiska litteraturens “fräschhet” i Nederländerna och Flandern’. In: Videnskab og national opdragelse. Studier i nordisk litteraturhistorieskrivning (2 band), red. Per Dahl och Torill Steinfeld, Forskningsprogrammet Norden og Europa, Nord 2001:30, Kopenhagen, pp. 487 – 541.
Hoeven, Adriaan van der (2006). ‘So fresh, so new and so perfectly healthy’: The literature of Finland in the Netherlands 1875-1925. Scandinavica. An International Journal of Scandinavian Studies, 45 (no. 1), 29-41
Jiresch, Ester. 2013. Im Netzwerk der Kulturvermittlung. Sechs Autorinnen und ihre Bedeutung für die Verbreitung skandinavischer Literatur und Kultur in West- und Mitteleuropa um 1900. Groningen: Barkhuis.
Lahousse, Amy. 2003. Dien Logeman-van der Willigen (1864-1925). Een vertaalster en cultuurbemiddelaarster voor de Scandinavische literatuur met een specifiek Fins effect. Masterscriptie, Universiteit Gent.
D. Logeman-Van der Willigen. 1908. “Jongere Krachten in de moderne Noorsche litteratuur.” De Vlaamsche Gids. Jaargang 4. 77-93. Jongere Krachten in de moderne Noorsche litteratuur., De Vlaamsche Gids. Jaargang 4 – DBNL
1. Henri Logeman doceerde Engelse filologie en zette in 1903 een cursus moderne Scandinavische filologie op aan de Universiteit van Gent. Hij was een van de pioniers – samen met Barend Symons (1853-1935) in Groningen, Richard Constant Boer (1863-1929) in Amsterdam en Jan Marius Hoogvliet (1860-1924) in Utrecht – die de academische belangstelling voor de Scandinavische literatuur bevorderde.↩
2. Lahousse 2003, 58 en Appendix 1. Lahousse maakte een overzicht op basis van talrijke en soms tegenstrijdige bronnen, maar het is tot nu toe de meest gedetailleerde inventarisatie van Logeman-Van der Willigens vertalingen. Lahousse telde 129 werken. Haar bronnen zijn onder meer naar Grit, Diederik: Dansk skønlitteratur i Nederland og Flanders 1731-1982. Ballerup 1986: Bibliotekscentralens Forlag, en Groen, Jos: 250 jaar Noorse literatuur in Nederland en Vlaanderen, 1743-1993: bibliografie van vertalingen en recensies. Hoorn 1994: De Noordsche Passage.↩
3. Estelle 1924, 1.↩
4. Als eerste vertaler van Fins-Zweedse teksten noemt Van der Hoeven Jan Jakob Lodewijk ten Kate (1819-1889) (1872 gedichten van Ludvig Runeberg (1804-1877)). In 1895 vertaalde J. Visscher de eerste Finse roman, De vrouw van de predikant van Juhani Aho, maar ook via de Zweedse vertaling. Hoeven, A.M. van der (2006). ‘So fresh, so new and so perfectly healthy’: The literature of Finland in the Netherlands 1875-1925. Scandinavica. An International Journal of Scandinavian Studies, 45 (no. 1), 29-41↩
5. Vgl. Logeman-Van der Willigen aan Belpaire Gent 16.10.1912. Wat precies de oorzaak was van het voortdurende gebrek aan geld en waarom Dien Logeman-Van der Willigen financieel niet werd vertrouwd, kwam in geen van de andere brieven aan de orde.↩
6. Hoeven, A.M. van der (2006). ‘So fresh, so new and so perfectly healthy’: The literature of Finland in the Netherlands 1875-1925. Scandinavica. An International Journal of Scandinavian Studies, 45 (no. 1), 29-41.↩
7. Logeman-Van der Willigen, Dina: Herman Bang. In: DWB 1912, 305-321.↩
8. Vgl. Logeman-Van der Willigen 1912, 309.↩
9. Vgl. Logeman-Van der Willigen, Dina: Johannes Jörgensen. In: DWB 1911/2, 3.↩
10. Zie: Jongere Krachten in de moderne Noorsche litteratuur., De Vlaamsche Gids. Jaargang 4 – DBNL , geconsulteerd op 8 augustus 2025.↩
11. Belpaire, M.E.: “In Memorium Mevr. Logeman-van der Willigen.” DWB (1925/3), 949-950. [949] ↩